Hof Amsterdam, 03-07-2017, nr. 200.183.207/02 OK
ECLI:NL:GHAMS:2017:3574
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
03-07-2017
- Zaaknummer
200.183.207/02 OK
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:3574, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑07‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 352a Burgerlijk Wetboek Boek 2
- Vindplaatsen
OR-Updates.nl 2017-0259
Uitspraak 03‑07‑2017
Inhoudsindicatie
OK. Enquête. Op verzoek van de onderzoeker een getuigenverhoor gelast. Raadsheer-commissaris benoemd. Tweede onderzoeker aangewezen.
Partij(en)
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.183.207/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 3 juli 2017
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.P.L. METALS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
VERZOEKSTER,
advocaten: mr. P.D. Olden en mr. R.J. van Galen, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELCO PARTICIPATION B.V.,
gevestigd te Oisterwijk,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SVO COMPANY B.V.,
gevestigd te Oisterwijk,
BELANGHEBBENDE,
advocaten: mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh en mr. J. van der Kraan, beiden kantoorhoudende te Rotterdam.
1. Het verloop van het geding
1.1
Verzoekster, verweerster en belanghebbende worden hierna respectievelijk aangeduid met HPL, Delco en SVO.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 1, 2 en 9 februari 2016 in deze zaak.
1.3
In die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Delco over de periode vanaf 1 januari 2015, mr. drs. W.J.M. van Andel te Utrecht (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, mr. M.M.M. Tillema benoemd tot raadsheer-commissaris als bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW alsmede – bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding – mr. E. Hammerstein te Amsterdam benoemd als bestuurder van Delco.
1.4
Bij verzoekschrift, ter griffie van de Ondernemingskamer ontvangen op 21 juni 2017, heeft de onderzoeker de Ondernemingskamer verzocht in deze zaak op de voet van artikel 2:352a BW vier getuigen te horen, te weten [A] (hierna: [A] ), [B] (hierna: [B] ), [C] (hierna: [C] en [D] (hierna: [D] ).
1.5
Bij brief van 23 juni 2017 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek van de onderzoeker en tevens bericht dat de Ondernemingskamer, bij toewijzing van het verzoek, voornemens is om, gelet op het feit dat de onderzoeker tot 1 oktober 2017 in het buitenland verblijft, mr. K. Rutten, naast mr. Van Andel, te benoemen tot onderzoeker.
1.6
Bij e-mail van 23 juni 2017 heeft mr. Olden namens HPL Metals de Ondernemingskamer bericht het verzoek van de onderzoeker te ondersteunen.
1.7
Bij brief van 29 juni 2017 heeft mr. Hammerstein de Ondernemingskamer bericht dat hij goede nota heeft genomen van het verzoek van de onderzoeker, als bestuurder van Delco de getuigenverhoren wenst bij te wonen en geen bezwaar te hebben tegen benoeming van mr. Rutten als onderzoeker.
1.8
Bij e-mail van 29 juni 2017 heeft mr. Muijsenberg namens SVO bericht geen bezwaar te hebben tegen het voorgestelde getuigenverhoor en evenmin tegen benoeming van mr. Rutten als tweede onderzoeker.
2. De gronden van de beslissing
2.1
De onderzoeker heeft ter toelichting van zijn onder 1.4 vermelde verzoek – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht. De onderzoeker acht het noodzakelijk en in het belang van het onderzoek een getuigenverhoor te gelasten omdat hij twijfelt aan het waarheidsgehalte van de door een aantal getuigen afgelegde verklaringen. Voorts zijn een aantal vragen, hoewel bij herhaling gesteld, door deze getuigen onbeantwoord gelaten. De onderzoeker is in deze zaak vrijwel volledig afhankelijk van mondelinge informatieverschaffing omdat Delco en haar bestuurders nagenoeg geen administratie aan de onderzoeker ter beschikking hebben gesteld. Dit maakt het nagenoeg onmogelijk om de getrouwheid van de afgelegde verklaringen – die veelal tegenstrijdig zijn – te verifiëren. De onderzoeker verwacht dat de getuigen meer helderheid zullen verschaffen als zij worden gehoord door (een raadsheer-commissaris uit) de Ondernemingskamer. De onderzoeker wenst de getuigen, kort samengevat, over de volgende onderwerpen te doen horen: de administratie van Delco en de mate van betrokkenheid van de verschillende betrokkenen bij de bedrijfsvoering, de (fictieve) schulden van Delco aan Chern Shyn Kang, HKM Metal Ltd. en Fang Ankong, verschillende aspecten rondom Green Elite, de rentevordering van Chiho-Tiande Group Ltd. (hierna: CT), de participatie van USUM Investment Group Ltd. en de gerechtelijke procedures in Hong Kong die Delco in 2015 heeft geëntameerd jegens CT en HWH Holdings Inc.
De te horen getuigen zijn allen betrokkenen bij Delco. [A] en [B] vormen samen – via hun persoonlijke vennootschappen SVO en HPL – het bestuur van Delco en houden ieder – ook via SVO en HPL – 50% van de aandelen in Delco. [C] is als fiscaal adviseur van Delco betrokken geweest bij diverse (internationale) fiscale aangelegenheden. [D] voert, de Ondernemingskamer begrijpt als werknemer van Delco Europe B.V. dan wel Delco Asia B.V., sinds 2010 commerciële, operationele en financiële taken uit ten behoeve van CT.
2.2
De Ondernemingskamer acht het verzoek van de onderzoeker om op de voet van art. 2:352a BW [A] , [B] , [C] en [D] te doen horen, mede gelet op de reacties van partijen, toewijsbaar.
2.3
Het getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van de door de Ondernemingskamer op voet van artikel 16 lid 5 Rv uit haar midden aan te wijzen raadsheer-commissaris in het Paleis van Justitie te Amsterdam. Aangezien partijen de verhinderdata reeds hebben opgegeven, bepaalt de Ondernemingskamer in deze beschikking tevens de datum van het getuigenverhoor. De onderzoeker roept de getuigen zo spoedig mogelijk voor het verhoor bij exploot of bij aangetekende brief op.
2.4
In de omstandigheid dat de onderzoeker tot oktober in het buitenland verblijft terwijl voortvarend onderzoek is geboden, ziet de Ondernemingskamer aanleiding om mr. K. Rutten als (tweede) onderzoeker in deze zaak te benoemen. Mr. Rutten heeft de Ondernemingskamer (telefonisch) bericht hiertegen geen bezwaar te hebben en ook partijen kunnen hiermee instemmen.
2.5
Voor een kostenveroordeling ziet de Ondernemingskamer geen aanleiding.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
gelast een getuigenverhoor op de voet van artikel 2:352a BW;
benoemt tot raadsheer-commissaris in de zin van artikel 16 lid 5 Rv voor wie dit getuigenverhoor zal plaatsvinden mr. M.M.M. Tillema;
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal worden gehouden op 13 september 2017 om 10.00 uur in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam;
benoemt als onderzoeker in deze zaak, naast mr. W.J.M. van Andel, mr. K. Rutten, kantoor houdende te Utrecht.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. J. den Boer, en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en prof. dr. R.A.H. van der Meer RA en drs. J.B.M. Streppel, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 3 juli 2016.