HR, 13-11-2009, nr. 08/05204
ECLI:NL:HR:2009:BK3062
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-11-2009
- Zaaknummer
08/05204
- LJN
BK3062
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK3062, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑11‑2009; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2008:BG3682, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
V-N 2009/58.7 met annotatie van Redactie
USZ 2009/385
NTFR 2009/2446
Uitspraak 13‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Artikel 139a ABW, artikel 80, lid 1, WWB; geen cassatieberoep tegen bewijsrechtelijke oordelen van de CRvB
Nr. 08/05204
13 november 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 oktober 2008, nr. 07/6535 WWB, betreffende een besluit ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: de WWB).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van 3 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College) de aan belanghebbende toegekende bijstandsuitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (hiena: ABW) en de WWB met ingang van 1 januari 2002 ingetrokken.
Het College heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 07/2301 WWB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. De middelen falen voor zover zij zich richten tegen oordelen van de Centrale Raad over de rechtmatigheid van de bewijsgaring, de verdeling van de bewijslast en de mate waarin belanghebbende gelegenheid heeft gekregen bewijs te leveren. De middelen klagen in zoverre namelijk niet over schending of verkeerde toepassing van bepalingen genoemd in artikel 139a, lid 1, van de ABW en - thans - artikel 80, lid 1, van de WWB, waartegen beroep in cassatie openstaat.
3.2. De middelen falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2009.