Deze zaak hangt samen met de zaak [medeverdachte] (11/00014), waarin ik vandaag ook concludeer.
HR, 05-02-2013, nr. 11/02872
ECLI:NL:HR:2013:BY9714
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-02-2013
- Zaaknummer
11/02872
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BY9714
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BY9714, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY9714
ECLI:NL:PHR:2013:BY9714, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑12‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY9714
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0042
Uitspraak 05‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de HR door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437.2 Sv, zodat verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
5 februari 2013
Strafkamer
nr. S 11/02872
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zitting houdende te 's-Gravenhage, van 2 december 2010, nummer 22/000253-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 februari 2013.
Conclusie 04‑12‑2012
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 11/02872
Mr. Machielse
Zitting 4 december 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Het Gerechtshof Arnhem heeft verdachte op 25 september 2001 voor 1. "deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven", 2. en 3. telkens opleverende "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod", 4. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van Wet wapens en munitie, en het feit begaan door het dragen van een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie" en 5. "het medeplegen van: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en het medeplegen van: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot tien jaren gevangenisstraf met onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven. Op 14 januari 2003 heeft de Hoge Raad dit arrest vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen gegeven ten aanzien van de onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde feiten en de strafoplegging en de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zitting houdende te 's-Gravenhage, heeft vervolgens op 2 december 2010 het openbaar ministerie in de vervolging voor de feiten 1, 2 en 3 niet-ontvankelijk verklaard en heeft voor de feiten 4 en 5 een gevangenisstraf voor de duur van een jaar opgelegd.
2.
Namens verdachte heeft mr. W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam, beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.P. de Boer, eveneens advocaat te Amsterdam, heeft zich als verdachtes raadsman in cassatie gesteld.2.
3.
De aanzegging van art. 435 lid 1 Sv is op 22 juli 2011 niet in persoon doch op geldige wijze betekend. Binnen de in art. 437 lid 2 Sv genoemde termijn van twee maanden is in de zaak van verdachte geen schriftuur ontvangen. Het cassatieberoep is derhalve niet-ontvankelijk.
4.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑12‑2012
De stelbrief is op 14 mei 2012 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen.