Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde verordening (EU) 2015/35 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 142 Ondermodule vervalrisico
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2015
- Bronpublicatie:
10-10-2014, PbEU 2015, L 12 (uitgifte: 17-01-2015, regelingnummer: 2015/35)
- Inwerkingtreding
18-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-10-2014, PbEU 2015, L 12 (uitgifte: 17-01-2015, regelingnummer: 2015/35)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
Het kapitaalvereiste voor vervalrisico als bedoeld in artikel 105, lid 3, onder f), van Richtlijn 2009/138/EG is gelijk aan het hoogste van de volgende kapitaalvereisten:
- (a)
het kapitaalvereiste voor het risico van een permanente stijging van de vervalpercentages;
- (b)
het kapitaalvereiste voor het risico van een permanente daling van de vervalpercentages;
- (c)
het kapitaalvereiste voor het risico van massaal verval.
2.
Het kapitaalvereiste voor het risico van permanente stijging van vervalpercentages is gelijk aan het verlies aan kernvermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als gevolg van een onmiddellijke, permanente stijging met 50 % van de percentages van uitoefening van betrokken opties als vastgesteld in de leden 4 en 5. Niettemin bedragen de gestegen percentages van uitoefening van opties niet meer dan 100 % en geldt de stijging van de percentages van uitoefening van opties alleen voor die betrokken opties waarvoor de uitoefening van de optie in een stijging van de technische voorzieningen zonder de risicomarge zou resulteren.
3.
Het kapitaalvereiste voor het risico van permanente daling van vervalpercentages is gelijk aan het verlies aan kernvermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als gevolg van een onmiddellijke, permanente daling met 50 % van de percentages van uitoefening van de betrokken opties als vastgesteld in de leden 4 en 5. Niettemin bedraagt de daling van de percentages van uitoefening van opties niet meer dan 20 procentpunten en geldt de daling van de percentages van uitoefening van opties alleen voor die betrokken opties waarvoor de uitoefening van de optie in een daling van de technische voorzieningen zonder de risicomarge zou resulteren.
4.
De betrokken opties voor de toepassing van de leden 2 en 3 zijn de volgende:
- (a)
alle wettelijke of contractuele rechten van verzekeringsnemers om de verzekeringsdekking geheel of gedeeltelijk te beëindigen, af te kopen, te verlagen, te beperken of op te schorten of om de verzekeringsovereenkomst te laten vervallen;
- (b)
alle wettelijke of contractuele rechten van verzekeringsnemers om de verzekerings- of herverzekeringsdekking geheel of gedeeltelijk in te stellen, te vernieuwen, te verhogen, te verlengen of te hervatten.
Voor de toepassing van punt b) geldt de wijziging van het percentage van uitoefening van opties als bedoeld in de leden 2 en 3 voor het percentage dat weergeeft dat de betrokken optie niet wordt uitgeoefend.
5.
Met betrekking tot herverzekeringsovereenkomsten zijn de betrokken opties voor de toepassing van de leden 2 en 3 de volgende:
- (a)
de rechten als bedoeld in lid 4 van verzekeringsnemers van herverzekeringsovereenkomsten;
- (b)
de rechten als bedoeld in lid 4 van verzekeringsnemers van verzekeringsovereenkomsten die aan herverzekeringsovereenkomsten ten grondslag liggen;
- (c)
indien herverzekeringsovereenkomsten verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten omvatten die in de toekomst zullen worden ondertekend, het recht van potentiële verzekeringsnemers deze verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten niet te sluiten.
6.
Het kapitaalvereiste voor het risico van massaal verval is gelijk aan het verlies aan kernvermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als gevolg van een combinatie van de volgende onmiddellijke gebeurtenissen:
- (a)
de stopzetting van 70 % van de verzekeringsovereenkomsten die binnen het toepassingsgebied vallen van de verrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b), iii) en iv), van Richtlijn 2009/138/EG, waarvoor stopzetting in een stijging van de technische voorzieningen zonder de risicomarge zou resulteren en indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
- i)
de verzekeringsnemer is geen natuurlijke persoon en stopzetting van de verzekeringsovereenkomst is niet onderworpen aan goedkeuring door de begunstigden van het pensioenfonds;
- ii)
de verzekeringsnemer is een natuurlijke persoon die handelt in het belang van de begunstigden van de verzekeringsovereenkomst, behalve indien er sprake is van een familieband tussen die natuurlijke persoon en de begunstigden, of indien de verzekeringsovereenkomst gesloten is voor private nalatenschapsplanning of erfenisdoeleinden en het aantal begunstigden krachtens de verzekeringsovereenkomst niet groter is dan 20;
- (b)
de stopzetting van 40 % van de verzekeringsovereenkomsten, behalve die welke onder punt a) vallen, waarvoor stopzetting zou resulteren in een stijging van de technische voorzieningen zonder de risicomarge;
- (c)
indien de herverzekeringsovereenkomsten verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten omvatten die in de toekomst zullen worden ondertekend, de daling met 40 % van het aantal van die toekomstige verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten ten behoeve van de berekening van de technische voorzieningen.
De gebeurtenissen als bedoeld in de eerste alinea gelden op uniforme wijze voor alle betrokken verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten. Ten aanzien van herverzekeringsovereenkomsten is de gebeurtenis als bedoeld in punt a) op de onderliggende verzekeringsovereenkomsten van toepassing.
Voor het bepalen van het verlies aan kernvermogen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit hoofde van de gebeurtenissen als bedoeld in de punten a) en b) baseert de onderneming de berekening op het type van stopzetting dat op verzekeringsovereenkomstbasis het negatiefste effect op het kernvermogen van de onderneming heeft.
7.
Indien de hoogste van de kapitaalvereisten als bedoeld in de punten a), b) en c) van lid 1 van dit artikel en de hoogste van de overeenkomstige kapitaalvereisten als berekend in overeenstemming met artikel 206, lid 2, van deze verordening niet op hetzelfde scenario zijn gebaseerd, is het kapitaalvereiste voor vervalrisico als bedoeld in artikel 105, lid 3, onder f), van Richtlijn 2009/138/EG het kapitaalvereiste als bedoeld in de punten a), b) en c) van lid 1 van dit artikel waarvoor het onderliggende scenario in het hoogste overeenkomstige kapitaalvereiste als berekend in overeenstemming met artikel 206, lid 2, van deze verordening resulteert.