HR, 14-12-2010, nr. 09/01665
ECLI:NL:HR:2010:BN9218
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14-12-2010
- Zaaknummer
09/01665
- LJN
BN9218
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN9218, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN9218
- Wetingang
art. 51 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2011/43
Uitspraak 14‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Art. 51 Sv. Bij de stukken van het geding zit een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van verdachte. Noch verdachte, noch zijn raadsman zijn ttz verschenen. Blijkens het pv ttz heeft de griffier van het hof na behandeling van de zaak maar voor sluiting van het onderzoek van de raadsman vernomen dat hij geen appeldagvaarding heeft ontvangen. Daarin had het hof aanleiding behoren te vinden alsnog nader te onderzoeken of het voorschrift van art. 51 Sv was nageleefd. Nu van zo’n onderzoek niet blijkt lijdt het onderzoek ttz en het arrest aan nietigheid.
14 december 2010
Strafkamer
nr. 09/01665
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 maart 2009, nummer 22/003753-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede en het derde middel
2.1. De middelen keren zich tegen het oordeel van het Hof dat de raadsman behoorlijk was opgeroepen voor de terechtzitting in hoger beroep en klagen dat het Hof de behandeling van de zaak niet buiten tegenwoordigheid van de verdediging bij verstek had mogen behandelen en afdoen. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevinden zich:
(i) een proces-verbaal van de terechtzitting van de Rechtbank van 14 juli 2008, inhoudende dat aldaar de verdachte en zijn raadsman mr. M.R. Mantz zijn verschenen, met daarin de aantekening van het door de Politierechter gegeven mondeling vonnis;
(ii) een akte rechtsmiddel inhoudende dat mr. Mantz namens de verdachte op 17 juli 2008 hoger beroep instelt tegen voormeld vonnis;
(iii) een afschrift van een faxbericht van 18 juli 2008 van mr. M.R. Mantz aan de voorzitter van het Hof, inhoudende:
"Op 16 juli jl. heeft verdachte [verdachte] mij telefonisch gevraagd namens hem hoger beroep in te stellen omdat hij ten onrechte veroordeeld zou zijn voor iets wat hij niet gedaan zou hebben.
Hierbij wend ik mij tot u met eerbiedig verzoek een last tot toevoeging te geven; Ook in eerste aanleg ben ik ambtshalve toegevoegd geweest bij gelegenheid van de SSR-zitting.
Tevens ontvang ik gaarne tzt het vonnis in eerste aanleg en de appeldagvaarding."
(iv) een brief van de griffier van het Hof van 18 juli 2008, gericht aan mr. M.R. Mantz inhoudende:
"Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief van 18 juli 2008 waarin u zich stelt als advocaat van [verdachte].
U ontvangt, zodra de zittingsdatum in hoger beroep bekend is, een kopie van de dagvaarding, een uitgewerkt vonnis van de rechtbank alsmede een uitgewerkt proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg en (indien van toepassing) een last tot toevoeging. (...)"
2.3. Aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep is gehecht een kopie van een brief van 7 januari 2009 van de Advocaat-Generaal bij het Hof aan mr. M.R. Mantz, de raadsman van de verdachte, inhoudende dat de behandeling van de onderhavige strafzaak tegen de verdachte zal plaatsvinden op 2 maart 2009 te 09.30 uur.
2.4. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar noch de verdachte noch een voor de verdachte optredende raadsman verschenen. Dat proces-verbaal houdt het volgende in:
"De verdachte (...) is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van de verdachte, mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek, teneinde de griffier in staat te stellen telefonisch contact op te nemen met de raadsman en te informeren naar diens afwezigheid.
Na hervatting deelt de voorzitter mede dat de raadsman niet telefonisch bereikbaar was; de griffier heeft een bericht ingesproken. (noot griffier: Na de behandeling van de zaak is er opnieuw telefonisch contact gezocht met de raadsman, die vervolgens te kennen gaf geen oproeping voor de zitting in hoger beroep en geen toevoeging (...) te hebben ontvangen. Uit het dossier blijkt echter dat aan de raadsman wel een oproep is verstuurd.(...)) Blijkens zijn opgave van verhinderdata zou hij vandaag na ruim twee weken onderbreking weer aan de slag zijn gegaan.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte."
2.5. Het Hof heeft, gelet op de hiervoor onder 2.3 genoemde brief, aanvankelijk terecht aannemelijk geacht dat de raadsman op hoogte is gesteld van de datum en het tijdstip van de behandeling. Gelet op hetgeen hiervoor uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is weergegeven moet er in cassatie van worden uitgegaan dat de griffier van het Hof na de behandeling van de zaak door het Hof, doch voordat het onderzoek is gesloten, van de raadsman heeft vernomen dat hij geen oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep had ontvangen. Daarin had het Hof aanleiding behoren te vinden alsnog nader te onderzoeken of art.51 Sv was nageleefd. Nu van zo'n onderzoek niet blijkt lijdt het onderzoek ter terechtzitting en daarmee ook het naar aanleiding daarvan gewezen arrest aan nietigheid.
2.6. De middelen slagen.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 14 december 2010.