RvdW 2014/790
Strafbare voorbereidingshandelingen zedendelicten gepleegd jegens een fictief 10-jarig meisje.
HR 27-05-2014, ECLI:NL:HR:2014:1233
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 mei 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/01095
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1233, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑05‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:427, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑07‑2013
- Wetingang
Essentie
De middelen berusten op de stelling dat de tenlastegelegde feiten niet bewezenverklaard kunnen worden omdat de misdrijven ter voorbereiding waarvan de tenlastegelegde handelingen plaatsvonden, onder meer seksueel binnendringen bij een minderjarig onder de 12 jaar, niet konden worden voltooid. De persoon jegens wie die voorgenomen misdrijven zouden worden begaan, bleek immers een fictief 10-jarig meisje. De middelen stellen daarmee echter aan de strafbaarheid van de voorbereiding van een misdrijf een eis die de wet niet kent en die ook niet bij het karakter van strafbare voorbereiding past. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.