V-N Vandaag 2020/336
Houdsterverlies niet verrekenbaar met winst van met ingang van oprichting gevoegde dochtermaatschappij
Rb. Den Haag 12-12-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:13465
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
12 december 2019
- Zaaknummer
SGR 18/7832
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Vennootschapsbelasting / Verliesverrekening
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBDHA:2019:13465, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 12‑12‑2019
- Wetingang
Besluit fiscale eenheid 2003 (BWBR0014483, 5)Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (BWBR0002672, 15 ae)Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (BWBR0002672, 20) Art. 20, lid 4, Wet op de vpb 1969, art. 15 ae Wet op de vpb 1969 en art. 5, lid 4, BFE 2003.
Essentie
Rechtbank Den Haag oordeelt dat art. 5 lid 4 BFE enkel ziet op de toerekening en niet op de kwalificatie van een verlies. Het door de moedermaatschappij geleden houdsterverlies is niet verrekenbaar met de winst van de met ingang van oprichting gevoegde dochtermaatschappij.
Samenvatting
X bv heeft in 2010 een verlies geleden. Dit verlies is bij beschikking aangemerkt als houdsterverlies. Eind december 2015 richt X bv A bv op. A bv wordt met ingang van haar oprichting gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met X bv als moedermaatschappij. X bv verricht in 2016 houdsteractiviteiten en A ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.