Rb. Noord-Holland, 03-02-2020, nr. C/15/298173 / FA RK 20-101, nr. C/15/298743 / FA RK 20/373
ECLI:NL:RBNHO:2020:691
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
03-02-2020
- Zaaknummer
C/15/298173 / FA RK 20-101
C/15/298743 / FA RK 20/373
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2020:691, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 03‑02‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2020-0249
Uitspraak 03‑02‑2020
Inhoudsindicatie
De rechtbank verklaart het beroep tegen de crisismaatregel gedeeltelijk gegrond en veroordeelt de gemeente tot betaling van een bedrag van € 225,- (€ 75,- per dag). De burgemeester heeft betrokkene namelijk niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Daarnaast is gebleken dat betrokkene te laat een advocaat toegevoegd heeft gekregen, waardoor betrokkene te laat op de hoogte kon worden gesteld van zijn rechten en plichten en hij niet eerder op de geplande zitting kon worden voorbereid. Voor de hoogte van het bedrag zoekt de rechtbank aansluiting bij jurisprudentie ex artt. 22, 28 en 35 Wet Bopz (oud).
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
locatie Haarlem
Beroep tegen een crisismaatregel en schadevergoeding ex art. 10:12 Wvggz
zaak-/rekestnr.: C/15/298173 / FA RK 20-101 en C/15/298743 / FA RK 20/373
beschikking van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2020,
ten aanzien van C/15/298173 / FA RK 20-101:
naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. B.J. de Groot, gevestigd te Haarlem;
ten aanzien van C/15/298743 / FA RK 20/373:
op het ingediende verzoekschrift van betrokkene ter verkrijging van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding door
de gemeente Haarlem,
gevestigd te Haarlem,
hierna ook te noemen: verweerder
en
GGZ inGeest,
gevestigd te [plaats] ,
hierna ook te noemen: verweerder.
1. Procedure
1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 januari 2020, heeft de advocaat namens betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente Haarlem, hierna te noemen: de burgemeester, op 1 januari 2020 jegens hem opgelegde crisismaatregel en heeft zij namens betrokkene daarnaast verzocht om schadevergoeding toe te kennen.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de uitmelding van de Raad voor Rechtsbijstand van 2 januari 2020 om 21.41 uur;
- een e-mailbericht namens de Centrale Piketafdeling Raad voor Rechtsbijstand van 3 januari 2020 om 08.24 uur, inhoudende een piketmelding.
1.2.
De mondelinge behandeling van de verzoeken heeft gelijktijdig plaatsgevonden op 23 januari 2020 op GGZ inGeest, locatie [locatie] te [plaats] .
1.3.
De volgende personen zijn verschenen en door de rechtbank gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [burgemeester] , burgemeester van de gemeente Haarlem;
- [medewerker gemeente] , namens de gemeente Haarlem;
- [medewerker gemeente] , namens de gemeente Haarlem;
- [geneesheer-directeur] , geneesheer-directeur van GGZ inGeest, locatie [locatie] ;
- [psychiater] , psychiater;
- [begeleidster] , begeleidster van de afdeling.
Tevens waren ter zitting aanwezig:
- [psychiater in opleiding] , psychiater in opleiding;
- [gezondheidsjurist] , gezondheidsjurist bij GGZ inGeest.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.
2. Vaststaande feiten
2.1
Op 1 januari 2020 om 05.46 uur heeft de burgemeester van de gemeente Haarlem een beschikking crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene.
2.2
In de medische verklaring van psychiater [psychiater] , d.d. 1 januari 2020, is vermeld dat betrokkene op 1 januari 2020 om 03.00 uur is onderzocht.
2.3
De uitmelding Raad voor Rechtsbijstand is gedaan op 2 januari 2020 om 21.41 uur.
2.4
De piketmelding aan de advocaat van betrokkene is gedaan op vrijdag 3 januari 2020 08.24 uur.
3. Verzoek
3.1
Betrokkene stelt beroep in en verzoekt hem een schadevergoeding toe te kennen, omdat de Wvggz regels niet zijn gevolgd. Zo heeft hij:
- -
geen gesprek gehad met een psychiater;
- -
geen gesprek gehad met de burgemeester;
- -
niet kunnen verifiëren wat de burgemeester aan moeite heeft betracht als er inderdaad sprake was van een weigerende betrokkene;
- -
geen rechtsbijstand gehad binnen 24 uur na de crisismaatregel.
4. Verweer
4.1
Verweerders hebben gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hieronder nader zal worden ingegaan.
5. Beoordeling
5.1
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat betrokkene in de isoleercel is onderzocht door een onafhankelijke psychiater. Namens de accommodatie is namelijk gesteld dat de gebruikelijke procedure rondom het opstellen van een medische verklaring erop ziet dat een onafhankelijke psychiater zich laat informeren over gebeurtenissen op de afdeling en zelf betrokkene in kwestie bezoekt en onderzoekt. Dat de onafhankelijke psychiater dit ook daadwerkelijk heeft gedaan, blijkt volgens de accommodatie uit haar rapportage van 1 januari 2020 in het medisch dossier van betrokkene en kan ook worden afgeleid uit hetgeen in de medische verklaring is vermeld onder punt 3a. Bovendien heeft de ter zitting aanwezige begeleidster ter zitting meegedeeld dat zij heeft gezien dat de onafhankelijke psychiater betrokkene persoonlijk heeft bezocht in de separeercel. Deze omstandigheden tezamen maakt dat de rechtbank het beroep op dit punt ongegrond zal verklaren.
5.2
De burgemeester heeft betrokkene niet gehoord, omdat het Khonraad-systeem in de nacht van oud en nieuw kinderziektes vertoonde. De burgemeester heeft alles in het werk gesteld om de belemmeringen weg te nemen. Dat dit er niet toe heeft geleid dat hij betrokkene heeft kunnen horen, behoort tot de risicosfeer van de overheid en daarmee van de gemeente. Dit wordt niet anders doordat de burgemeester telefonisch contact heeft gehad met een psychiater van de accommodatie waar betrokkene reeds op vrijwillige basis verbleef, die hem meedeelde dat betrokkene in de separeercel was geplaatst en te agressief was om te horen. De burgemeester heeft de taak betrokkene in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Hiertoe staan hem meerdere middelen ter beschikking, zoals het zelf naar de accommodatie gaan om met betrokkene in gesprek te gaan of een medewerker van de accommodatie te vragen telefonisch verbinding met betrokkene te faciliteren – al dan niet via de luidspreker – zodat hij hem kan horen over de te nemen maatregel. De agressie van betrokkene, die reeds in een isoleercel was geplaatst, staat daaraan niet in de weg. De burgemeester had er ook voor kunnen kiezen betrokkene op een later moment te horen. Het gaat erom dat betrokkene de gelegenheid heeft gekregen te worden gehoord. Als betrokkene dit niet wil, dan hoeft het niet. De burgemeester moet moeite doen betrokkene te horen en mag er niet licht vanuit gaan dat het horen niet mogelijk is. In het geval van betrokkene was dit te meer van belang nu hij op vrijwillige basis in het psychiatrisch ziekenhuis verbleef, aldaar in een separeercel werd geplaatst nadat hij was “geflipt” en vervolgens met een crisismaatregel werd geconfronteerd. Naar het oordeel van de rechtbank had de burgemeester zich er zelf van moeten vergewissen dat betrokkene niet gehoord wilde worden. Dit maakt dat de rechtbank het beroep op dit punt gegrond zal verklaren.
5.3
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is verder gebleken dat de crisismaatregel op 1 januari 2020 om 05.46 uur is verleend door de burgemeester. Uit artikel 7:2 lid 3 Wvggz volgt dat de burgemeester binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel ervoor zorgdraagt dat betrokkene wordt bijgestaan door een advocaat indien betrokkene geen advocaat heeft, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft. Niet is gebleken dat betrokkene bedenkingen heeft geuit tegen bijstand van een advocaat. Dit maakt dat betrokkene op 2 januari 2020 vóór 05.46 uur moest zijn voorzien van bijstand van een advocaat. Uit de stukken blijkt dat de uitmelding pas op 2 januari 2020 om 21.41 uur door de Raad voor Rechtsbijstand is ontvangen. Omdat dit tijdstip gelegen is na 20.00 uur, heeft dat tot gevolg dat de Raad voor Rechtsbijstand pas de volgende ochtend een piketmelding heeft kunnen laten uitgaan. Deze piketmelding heeft er uiteindelijk toe geleid dat de huidige advocaat op 3 januari 2020 om 08.24 uur is verzocht om betrokkene bij te staan omdat er een korte tijd wordt gewacht om de stamadvocaat in de gelegenheid te stellen de melding te accepteren. Toen deze de melding niet accepteerde, is de piketmelding doorgeleid naar de advocaat die betrokkene thans bijstaat. Al met al is betrokkene ruim een etmaal te laat voorzien van een advocaat. De burgemeester heeft aangevoerd dat het toevoegen van een advocaat deel uitmaakt van het geautomatiseerde systeem en doorgaans leidt tot de toevoeging van de advocaat. Dat de toevoeging van een advocaat in het huidige geval te lang op zich heeft laten wachten, kan uiteraard samenhangen met de inwerkingtreding van de Wvggz.
Naar het oordeel van de rechtbank blijft het de volle verantwoordelijkheid van de burgemeester om ervoor zorg te dragen dat een betrokkene daadwerkelijk binnen 24 uur wordt voorzien van een advocaat. Dit klemt te meer, nu de burgemeester bij het nemen van zijn beschikking is gestuit op de kinderziektes van het Khonraad systeem en dus extra waakzaam moest zijn op de juiste tenuitvoerlegging van de crisismaatregel. De burgemeester had zich er zelf van dienen te verzekeren dat betrokkene binnen 24 uur werd bijgestaan door een advocaat. De desbetreffende gang van zaken leidt dan ook tot een schending van artikel 7:2 lid 3 Wvggz. De rechtbank zal het beroep op dit punt dan ook eveneens gegrond verklaren.
5.4
Door en namens betrokkene is gesteld dat hij door het niet in acht nemen van bovenstaande wettelijke vereisten, schade heeft geleden. Hij was vrijwillig opgenomen, belandde in de isoleercel en was daarna opgenomen met een crisismaatregel. Betrokkene wilde weten waarom, met hem is niet gesproken, noch werd er naar hem geluisterd. Hij ging trillen van de dwangmedicatie. Hij heeft de behandelaars aangegeven dat olanzapine bij hem niet werkte en was heel angstig om deze te moeten slikken, daarom ging hij uit zijn plaat. Door het te laat toevoegen van een advocaat, kon zij hem niet binnen 24 uur uitleggen dat er sprake was van een crisismaatregel en hieraan voorafgaand tijdelijke verplichte zorg is verleend, wist betrokkene niet wat zijn rechten en plichten waren. Ook is de advocaat daardoor niet eerder in staat geweest om zo nodig contact te leggen met bekenden of familieleden van betrokkene, noch kon zij betrokkene eerder voorbereiden op de zitting betreffende de verlenging van de crisismaatregel.
Namens verweerder is gesteld dat het terecht verlenen van de crisismaatregel maakt dat er geen schade geleden kan zijn.
De rechtbank wijst verweerder erop dat hetgeen voorligt ziet op het in acht nemen van de wet bij het nemen van een crisismaatregel. In het enkele feit dat de wet op meerdere punten niet in acht is genomen, is reeds een zekere genoegdoening gelegen.
De rechtbank wijst er voorts op dat het voorschrift tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene in artikel 7:2 lid 3 Wvggz niet alleen strekt tot het door de advocaat aangevoerde nadeel voor betrokkene, maar ook, en zelfs juist tot de rechtsbijstand op het moment waarop de betrokkene in de meest hulpeloze toestand verkeert, namelijk aan het begin van de crisismaatregel. In het geval van betrokkene is zelfs tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan de crisismaatregel verleend - hij is immers op deze titel in een isoleercel geplaatst - terwijl hij daarvoor op vrijwillige basis in het psychiatrisch ziekenhuis verbleef, waardoor spoedige rechtsbijstand nog meer geboden is. De rechtbank stelt vast dat betrokkene in dit geval recht heeft op schadevergoeding van de gemeente voor de periode van drie dagen, mede gelet op hetgeen onder 5.2 en 5.3 is overwogen.
5.5
Namens betrokkene is gesteld dat voor het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding aansluiting moet worden gezocht bij een bedrag van € 85,- per dag conform het normbedrag voor schadevergoeding wegens ten onrechte in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in een huis van bewaring. De burgemeester heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte hoogte van de schadevergoeding.
Anders dan namens de betrokkene betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te sluiten bij de LOVS-oriëntatiepunten voor het verblijf in een huis van bewaring, nu in deze zaak geen sprake is van een verblijf in een instelling in het kader van een strafvorderlijk belang. Een schadevergoeding laat zich slechts naar billijkheid schatten en een dergelijke schatting behoeft in beginsel geen nadere motivering. De rechtbank acht al met al een bedrag van €75 per dag billijk, en zoekt daarvoor aansluiting bij jurisprudentie ex. artikelen 22, 28 en 35 Wet Bopz (oud).
5.6
Gelet op het voorgaande zal het beroep gedeeltelijk gegrond worden verklaard en zal de rechtbank verweerder veroordelen tot vergoeding van de schade van betrokkene, die naar billijkheid wordt vastgesteld op een totaalbedrag van € 225,-.
6. Beslissing
De rechtbank:
ten aanzien van C/15/298173 / FA RK 20-101:
verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
ten aanzien van C/15/298743 / FA RK 20/373:
veroordeelt de gemeente Haarlem tot betaling van een bedrag van € 225,- (zegge tweehonderd en vijfentwintig euro) aan [betrokkene] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Ayal, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Sinnige als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||