Rb. Gelderland, 19-04-2017, nr. AWB - 16 , 1957
ECLI:NL:RBGEL:2017:2293
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
19-04-2017
- Zaaknummer
AWB - 16 _ 1957
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2017:2293, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 19‑04‑2017; (Mondelinge uitspraak)
- Vindplaatsen
NLF 2017/1060 met annotatie van
NTFR 2017/1568 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Uitspraak 19‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag BPM voor kampeerauto. Voor de kampeerauto was ten tijde van de aangifte geen koerslijst beschikbaar. Daarom kon gebruik worden gemaakt van een taxatierapport. Er zijn geen gegevens van referentieauto’s. De belastingplichtige dient in de gelegenheid te worden gesteld zo goed mogelijk de waarde van de kampeerauto te onderbouwen. Gelet op de specifieke omstandigheden van het geval (zeer jonge kampeerauto met ruim 3.000 km. op de teller) is in dit geval aannemelijk dat eiseres een methode heeft toegepast die de waarde van deze kampeerauto goed benadert door aan te sluiten bij de afschrijving van de vergelijkbare bestelauto. De naheffingsaanslag wordt vernietigd.
RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 16/1957
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
19 april 2017
in de zaak tussen
[X] BV, gevestigd te [Z] (Gld.), eiseres(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Emmen, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 22 februari 2016 waarbij het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijtuigen (hierna: BPM) gegrond is verklaard en de naheffingsaanslag is verminderd tot een bedrag van € 5.075.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2017.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder is [gemachtigde] verschenen.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
vernietigt de naheffingsaanslag;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.
Overwegingen
1. Eiseres heeft op 6 mei 2015 aangifte voor de BPM gedaan voor een kampeerauto, merk en type [A] . De datum van eerste toelating van de kampeerauto is [2015] . De kampeerauto had op het moment van aangifte 3.025 kilometer gereden.
2. Eiseres heeft de aangifte gebaseerd op een taxatierapport van 4 mei 2015, opgemaakt door [B] . In het taxatierapport is voor de bepaling van het afschrijvingspercentage van de kampeerauto aangesloten bij het afschrijvingspercentage van de basisauto. Dit betreft een gesloten bestelauto met dezelfde kenmerken als de kampeerauto, behoudens de recreatieve voorzieningen. Voorts is de waarde verminderd conform een bijgevoegde schadecalculatie.
3. Verweerder heeft de naheffingsaanslag opgelegd omdat hij van mening is dat het taxatierapport niet de juiste handelsinkoopwaarde weergeeft. Verweerder heeft de afschrijving bepaald aan de hand van de tabel van artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Uitvoeringsregeling).
4. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 februari 2001, nr. C-393/98, ECLI:EU:C:2001:109 (Gomes Valente) mag de uit een andere EU-lidstaat overgebrachte auto niet worden onderworpen aan een hogere belasting dan de belasting die nog rust op de waarde van de gelijksoortige, reeds in Nederland geregistreerde gebruikte auto. Dit kan worden bewerkstelligd door de eigenaar van een ingevoerd voertuig de mogelijkheid te geven de toepassing van een forfaitaire tabel aan te vechten. Er moet, gezien het arrest van de Hoge Raad van 22 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8649, een reële mogelijkheid worden geboden tot het leveren van tegenbewijs, zodat voorkomen wordt dat op de auto te veel belasting rust.
5. Nu in dit geval sprake is van een naheffingsaanslag, draagt verweerder de bewijslast van de juistheid van de naheffing, in ieder geval voor zover het de waarde van de auto in onbeschadigde staat betreft (vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 juni 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4640 r.o. 4.5). Dit brengt mee dat verweerder aannemelijk dient te maken dat door gebruikmaking van het taxatierapport te weinig BPM is voldaan. Verweerder is hierin niet geslaagd.
6. Uitgangspunt van het wettelijke systeem is dat de afschrijving wordt bepaald aan de hand van een koerslijst of de forfaitaire afschrijvingstabel. Onder meer indien - zoals in dit geval - geen koerslijst voor het motorrijtuig beschikbaar is, mag voor het bepalen van de afschrijving op verzoek gebruik worden gemaakt van een taxatierapport dat voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat in het taxatierapport de handelsinkoopwaarden van drie tot vijf referentieauto’s worden vermeld.
7. Niet in geschil is dat ten tijde van de aangifte geen koerslijst beschikbaar was voor de kampeerauto. Dit betekent dat bij de aangifte gebruik kon worden gemaakt van een taxatierapport. Verder staat vast dat er geen gegevens van referentieauto’s zijn. Verweerder heeft deze immers ook niet gevonden en heeft daarom de afschrijvingstabel toegepast. De handelsinkoopwaarde van de kampeerauto kon door de taxateur dus niet aan de hand van vergelijking met referentieauto’s worden vastgesteld. Eiseres dient wel in de gelegenheid te worden gesteld om zo goed mogelijk de waarde van de kampeerauto te onderbouwen (vergelijk Rechtbank Gelderland 9 augustus 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4386). Indien dit niet mogelijk zou zijn, zou dat feitelijk leiden tot een situatie waarin alleen de forfaitaire tabel zou kunnen worden toegepast. Een dergelijk systeem is in strijd met het Unierecht.
8. De taxateur van eiseres heeft de handelsinkoopwaarde van de kampeerauto bepaald door de nieuwprijs van de kampeerauto te verminderen met het afschrijvingspercentage van een vergelijkbare gesloten bestelauto en te corrigeren conform de schadecalculatie. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden uitgegaan van het afschrijvingspercentage van een gesloten bestelauto, omdat een bestelauto harder afschrijft dan een kampeerauto.
9. Hoewel de rechtbank in zijn algemeenheid het standpunt van verweerder onderschrijft dat een gesloten bestelauto in het algemeen intensiever wordt gebruikt, acht de rechtbank dit standpunt niet zonder meer houdbaar bij de onderhavige kampeerauto. Daarbij is van belang dat het een zeer jonge kampeerauto is (1½ maand oud). De kilometerstand is absoluut gezien laag, maar doet wel vermoeden dat de kampeerauto intensief is gebruikt in de anderhalve maand tot de aangifte. De rechtbank acht het bovendien in zijn algemeenheid aannemelijk dat met een kampeerauto zorgvuldiger wordt omgegaan dan met een gesloten bestelauto, maar ook dit geldt niet zonder meer voor de onderhavige kampeerauto, omdat die verhuurd is geweest. Verweerder heeft in de gegeven omstandigheden niet aannemelijk gemaakt dat op de kampeerauto minder dient te worden afgeschreven dan op een vergelijkbare gesloten bestelauto van anderhalve maand oud met 3.025 km op de teller. Integendeel, de rechtbank acht aannemelijk dat eiseres in dit specifieke geval een methode heeft toegepast die de waarde van de kampeerauto goed benadert. Verweerder heeft voorts de calculatie van de schade in het taxatierapport niet betwist, maar heeft slechts betwist dat sprake is van schade. Verweerder heeft echter geen tegentaxatie laten uitvoeren. Een dergelijke blote ontkenning van de aanwezigheid van waardeverminderende factoren is onvoldoende, gelet op de stelling van eiseres, die is onderbouwd met het oordeel van een deskundige.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.
11. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1). Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat onderhavige zaak en de zaak met kenmerk 16/3736 geen samenhangende zaken zijn als bedoeld in artikel 3 van het Bpb. De zaken verschillen inhoudelijk te veel, waardoor de werkzaamheden van de gemachtigde van eiseres in elk van de zaken niet nagenoeg identiek zijn.
12. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.