Hof 's-Gravenhage, 19-03-2010, nr. 22-003905-07.a
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM2919
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
19-03-2010
- Zaaknummer
22-003905-07.a
- LJN
BM2919
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM2919, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 19‑03‑2010; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:CA1203
Uitspraak 19‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Verdachte en haar mededader zijn onder andere veroordeeld voor het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen die zij hebben laten verrichten door een minderjarige. Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof heeft dan ook een zwaardere straf opgelegd dan gevorderd door de advocaat-generaal. De verdachte is veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf, waarvan 7 maanden voorwaardelijk.
Partij(en)
Rolnummer: 22-003905-07
Parketnummers: 09-757322-03 en 09-925290-04
Datum uitspraak: 19 maart 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 20 april 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1964,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 22 april 2008 en 5 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - het navolgende ten laste gelegd. Het hof heeft de feiten van een doorlopende nummering voorzien en zal die nummering in dit arrest aanhouden.
- 1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 mei 2003 tot en met 8 mei 2003 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een minderjarige (mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die minderjarige), genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 1986), met of voor een derde tegen betaling, bestaande dat voordeel (telkens) uit het ontvangen door verdachte en/of haar mededader van (een deel van) de door die [slachtoffer 1] van die derde(n) ontvangen geldbedragen;
- 2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 april 2003 tot en met 8 mei 2003 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 2], door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen, en/of door misbruik van uit die feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die (sexuele) handelingen beschikbaar stelde, bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die feitelijke verhoudingen en/of handelingen (telkens) hieruit:
- -
dat verdachtes mededader die [slachtoffer 2] dwong tot het ondergaan van seksuele handelingen met hem, mede omvattende het binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- -
dat verdachte en/of haar mededader(s) weet/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die [slachtoffer 2] niet legaal in Nederland verbleef en/of dat verdachte en/of haar mededader(s) tegen die [slachtoffer 2] zeiden dat zij niet naar huis mocht gaan en/of tegen die [slachtoffer 2] zeiden dat ze moest verblijven op de door hen aangegeven locatie [adres] en/of tegen haar zeiden dat zij niet alleen naar buiten mocht omdat de politie haar dan aan zou houden en/of
- -
dat die [slachtoffer 2] als er in de seksinrichting van verdachte en/of haar mededader(s) politiecontrole plaatsvond zich moest verstoppen onder een jacuzzi en/of door een opening in een keukenkastje naar de naastgelegen woning [adres] moest gaan.
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 april 2003 tot en met 8 mei 2003 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen een ander, genaamd [slachtoffer 2], door geweld en/of andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen verdachte en/of haar mededader(s) uit de opbrengst van zijn of haar seksuele handelingen met (een) derde(n) te bevoordelen, immers heeft verdachte en/of haar mededader (telkens) (een deel van) de door die [slachtoffer 2] van die derde(n) ontvangen geldbedragen zich toegeëigend en/of ontvangen, bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die feitelijke verhoudingen (telkens) hieruit
- -
dat verdachte die [slachtoffer 2] (meermalen) heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen (mede omvattende het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2]) en/of
- -
dat verdachte en/of haar mededader(s) weet/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die [slachtoffer 2] niet legaal in Nederland verbleef en/of
- -
dat verdachte en/of haar mededader(s) tegen die [slachtoffer 2] zeiden dat zij niet naar huis mocht gaan en/of tegen die [slachtoffer 2] zeiden dat ze moest verblijven op de door hen aangegeven locatie [adres] en/of tegen haar zeiden dat zij niet alleen naar buiten mocht omdat de politie haar dan aan zou houden en/of
- -
dat die [slachtoffer 2] als er in de seksinrichting van verdachte en/of haar mededader(s) politiecontrole plaatsvond zich moesten verstoppen onder een jacuzzi en/of door een opening in een keukenkastje naar de naastgelegen woning moest gaan.
- 3.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2002 tot en met 1 juni 2003 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een ander, genaamd [slachtoffer 3], door geweld of één of meer andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die (sexuele) handelingen beschikbaar stelde, bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bestaande die (ondernomen) handeling(en) hieruit dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens):
- -
wist/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] niet legaal in Nederland verbleef en/of dat verdachte en/of haar mededader tegen die [slachtoffer 3] zei/zeiden dat zij ([slachtoffer 3]) moest verblijven op de door haar/hen aangegeven locatie [adres] en/of tegen die [slachtoffer 3] zei/zeiden dat als zij naar buiten zou gaan de politie gebeld zou worden en/of (aldus) dat bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 3] in verregaande mate beperkte(n) en/of
- -
dat die [slachtoffer 3] als er in de seksinrichting van verdachte en/of haar mededader politiecontrole plaatsvond zich moest verstoppen onder een jaccuzi en/of door een opening in een keukenkastje naar de naastgelegen woning [adres] moest gaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2002 tot en met 1 juni 2003 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een ander, genaamd [slachtoffer 3], door geweld of andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen verdachte en/of haar mededader(s) uit de opbrengst van zijn of haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, immers heeft verdachte en/of haar mededader (telkens) een deel van de door die [slachtoffer 3] van die derden ontvangen geldbedragen zich toegeëigend/ontvangen, bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bestaande die (ondernomen) handeling(en) hieruit dat verdachte en/of haar mededader (telkens):
- -
wist/wisten althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] niet legaal in Nederland verbleef en/of dat verdachte en/of haar mededader tegen die [slachtoffer 3] zei/zeiden dat zij ([slachtoffer 3]) moest verblijven op de door hem/hen aangegeven locatie [adres] en/of tegen die [slachtoffer 3] zei/zeiden dat als zij naar buiten zou gaan de politie gebeld zou worden en/of (aldus) de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 3] in verregaande mate beperkte(n) en/of
- -
dat die [slachtoffer 3] als er in de seksinrichting van verdachte en/of haar mededader politiecontrole plaatsvond zich moest verstoppen onder een jaccuzi en/of door een opening in een keukenkastje naar de naastgelegen woning [adres] moest gaan.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Omtrent het inbeslaggenomene is beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
zij in de periode van 2 mei 2003 tot en met 8 mei 2003 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een minderjarige (mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die minderjarige), genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 1986), met of voor een derde tegen betaling, bestaande dat voordeel (telkens) uit het ontvangen door verdachte en/of haar mededader van (een deel van) de door die [slachtoffer 1] van die derde(n) ontvangen geldbedragen.
- 2.
primair
zij in de periode van 2 april 2003 tot en met 8 mei 2003 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, een ander, genaamd [slachtoffer 2], door feitelijkheden en door misbruik van uit die feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die (sexuele) handelingen beschikbaar stelde, bestaande die feitelijkheden en die feitelijke verhoudingen hieruit:
- -
dat verdachte en haar mededader wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die [slachtoffer 2] niet legaal in Nederland verbleef en dat haar mededader tegen die [slachtoffer 2] zei dat ze moest verblijven op de door hem aangegeven locatie [adres] en tegen haar zei dat zij niet alleen naar buiten mocht omdat de politie haar dan aan zou houden en
- -
dat die [slachtoffer 2] als er in de seksinrichting van verdachte politiecontrole plaatsvond zich moest verstoppen onder een jacuzzi of door een opening in een keukenkastje naar de naastgelegen woning [adres] moest gaan.
- 3.
primair
zij in de periode van 1 september 2002 tot en met 1 juni 2003 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander een ander, genaamd [slachtoffer 3], door feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die (sexuele) handelingen beschikbaar stelde, bestaande die feitelijkheden en dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht hieruit dat verdachte en verdachtes mededader:
- -
wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 3] niet legaal in Nederland verbleef en dat haar mededader tegen die [slachtoffer 3] zei dat zij ([slachtoffer 3]) moest verblijven op de door hem aangegeven locatie [adres] en tegen die [slachtoffer 3] zei dat als zij naar buiten zou gaan de politie gebeld zou worden en (aldus) dat bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 3] in verregaande mate beperkte en
- -
dat die [slachtoffer 3] als er in de seksinrichting van verdachte politiecontrole plaatsvond zich moest verstoppen onder een jacuzzi of door een opening in een keukenkastje naar de naastgelegen woning [adres] moest gaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ter zake van feit 1
Door de verdediging is, overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen, bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De verdediging heeft - zakelijk - hiertoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de destijds in de seksclub van de verdachte werkzame persoon onder de naam 'Anita', daadwerkelijk de minderjarige [slachtoffer 1] is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het relaas proces-verbaal (pag. 5-7 van het dossier) en het aanvullend proces-verbaal d.d. 22 juni 2005 van de [verbalisant] (pag. 291-293 van het dossier) heeft de politie op 8 mei 2003 bij een controle in het sekshuis van de verdachte onder meer een vrouw staande gehouden die op het politiebureau opgaf te zijn [slachtoffer 1], geboren [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] (Roemenië). Op 9 mei 2003 (circa vier en een half uur na de staandehouding) zijn er op het politiebureau twee Roemeense paspoorten afgegeven door een taxichauffeur. Volgens getuige [slachtoffer 3] (pag. 273 van het dossier) had [mededader] die paspoorten aan een vriend van haar gegeven en had laatstgenoemde ze aan de taxichauffeur gegeven. Een van die paspoorten stond op naam van [slachtoffer 1]. De vreemdelingenpolitie had (kennelijk) geen enkele aanleiding te twijfelen aan de echtheid van dit reisdocument of de identiteit van de betrokken vrouw als rechthebbende op dat document. Het paspoort werd geretourneerd aan [slachtoffer 1] en vervolgens is zij op 13 mei 2003 met dit paspoort door de vreemdelingenpolitie uitgezet naar Roemenië. In het dossier bevindt zich een fotokopie van bladzijden van dat paspoort met de persoonsgegevens (pag. 103 van het dossier), waaronder het persoonsnummer.
In het kader van een rogatoire commissie is vervolgens op 31 maart 2004 in Roemenië - in aanwezigheid van mr. Grégoire namens mr. Westendorp, de toenmalige raadsman van de verdachte - een vrouw gehoord die zich als [slachtoffer 1] legitimeerde met een Roemeense identiteitskaart met hetzelfde persoonsnummer als in het hiervoor vermelde paspoort. Uit het ambtsbericht van de rechter-commissaris mr. J.Th. Drop d.d. 1 juli 2005 blijkt dat deze identiteitskaart in zijn bijzijn door de Roemeense officier van justitie is gecontroleerd. De rechter-commissaris verklaart tevens dat hij tijdens het verhoor of daarna geen enkele aanwijzing heeft gekregen dat de getuige niet degene was voor wie zij zich uitgaf dan wel niet uit eigen wetenschap over de seksclub verklaarde. Voorts is een persoon die zich identificeerde als [slachtoffer 1] in het kader van een ontnemingsprocedure/SFO op 16 augustus 2007 door de rechter-commissaris gehoord, in aanwezigheid van de raadsman van de verdachte. Bij dit verhoor heeft de getuige, behalve vragen over de tenlastegelegde feiten, ook vragen beantwoord over de vermelding van haar geboortedatum en persoonsnummer op het voorblad van haar op 31 maart 2004 in Roemenië afgelegde verklaring.
Voorts heeft het hof met betrekking tot de identiteitsvraag terzake [slachtoffer 1] in aanmerking genomen de verklaring van [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 16 augustus 2007, waar hij verklaart de persoon achter de spiegel met zekerheid te herkennen als zijnde mevrouw [slachtoffer 1], die hij destijds heeft aangetroffen in een seksclub aan de [adres] te
's-Gravenhage. Hij had haar destijds aangetroffen in de club, terwijl zij bezig was met orale seks met een klant. Hij herkent mevrouw [slachtoffer 1] aan haar specifieke oogopslag. Een vrouw die zich als [slachtoffer 1] identificeerde, bevestigt in haar (tweede) verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 16 augustus 2007, in antwoord op aanvullende vragen van mr. Hoogendam, dat zij op het moment dat de politie binnenviel in de club boven met een klant in de kamer was en dat zij daadwerkelijk aan het werk was als prostituee.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de persoon die op 8 mei 2003 in het sekshuis van de verdachte is staandegehouden en een korte periode daarvoor aldaar werkzaam is geweest als prostituee, de destijds minderjarige [slachtoffer 1] is geweest en dat zij de waarheid heeft gesproken omtrent haar identiteit. Het hof wordt in de overtuiging omtrent dit oordeel bovendien gesterkt door de gedetailleerdheid van de verklaring van die [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 31 maart 2004, die inhoudt dat er in de club is gesproken over haar verjaardag; haar verjaardag viel op zondag en zou ook op die dag in de club worden gevierd met [mededader] en [verdachte]. Met name, nu deze verklaring ook bevestiging vindt in de verklaring van [slachtoffer 2] bij de politie d.d. 13 mei 2003 (pag. 72 van het dossier), waarin [slachtoffer 2] verklaart dat zij wist dat [slachtoffer 1] minderjarig was en dat zij die zondag 17 jaar zou worden. Ook [mededader] en [verdachte] waren hiervan op de hoogte; zij spraken er over dat zij toch zouden proberen [slachtoffer 1] een leuke verjaardag te bezorgen.
Het door de verdediging anderszins aangevoerde maakt vorenstaand oordeel niet anders.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Nadere overwegingen ter zake van feit 2
Nu niet genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met haar mededader schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2, eerste gedachtestreepje, tenlastegelegde - kort gezegd - het dwingen van [slachtoffer 2] tot het ondergaan van seksuele handelingen met de mededader, zal het hof de verdachte hiervan vrijspreken.
Voorts is door de verdediging, overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen, bepleit dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] als ongeloofwaardig dienen te worden bestempeld.
Nu de voor het bewijs gebezigde verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] steun vinden in de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen, acht het hof deze verklaringen in zoverre betrouwbaar en verwerpt het verweer dienaangaande.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl die ander minderjarig is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde:
Een ander door feitelijkheiden en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander (zijnde haar echtgenoot) twee vrouwen die illegaal in Nederland verbleven en zich mede daardoor in een bijzonder kwetsbare positie bevonden, ertoe bewogen zich in haar seksclub beschikbaar te stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde, een en ander op de wijze zoals bewezen is verklaard. Door hun illegale verblijfsstatus bevonden de slachtoffers zich in een kwetsbare positie, waarvan de verdachte en de mededader misbruik hebben gemaakt. Tegen de vrouwen werd gezegd dat zij moesten blijven op de door verdachte en haar mededader aangegeven locatie en dat zij bij ontdekking door de politie aangehouden zouden worden. Ook werd gezegd dat de politie gebeld zou worden als ze naar buiten zouden gaan. Om aanhouding te voorkomen moesten zij binnen in de club blijven, zich verstoppen in geval van politiecontroles onder een jacuzzi of via een gat in de muur naar de naastgelegen woning gaan. Aldus hebben verdachte en de mededader misbruik gemaakt van de kwetsbare, geïsoleerde en afhankelijke positie waarin deze vrouwen in Nederland verkeerden en kwamen te verkeren. Mede hierdoor werd het voor de vrouwen ten aanzien van het uitoefenen van de prostitutie en de wijze waarop, onmogelijk gemaakt vrije keuzes te maken en zelfstandig beslissingen te nemen zoals mondige Nederlandse prostituees dat kunnen.
Daarnaast heeft de verdachte zich met haar mededader schuldig gemaakt aan het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van de minderjarige [slachtoffer 1] met een derde tegen betaling. Het minderjarige slachtoffer was eveneens werkzaam in de seksclub van de verdachte en moest (een deel van) de door haar ontvangen geldbedragen afstaan aan de verdachte en/of haar mededader. Van personen beneden de leeftijd van 18 jaren kan niet worden gezegd dat zij vrijwillig kiezen voor een baan in de prostitutie, zij hebben daarvoor nog te weinig ervaring en inzicht en dienen in het bijzonder te worden beschermd. Het gedrag van verdachte en haar mededader kan worden beschouwd als stelselmatige onderdrukking, waaraan de desbetreffende vrouwen in Nederland ten prooi vielen.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten waarbij zij, met miskenning van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en met miskenning ook van hun zelfbeschikkingsrecht, haar eigen financieel gewin op de voorgrond heeft gesteld. De slachtoffers zullen hiervan naar de ervaring leert nog gedurende lange tijd de psychische en emotionele schade ondervinden. Het hof rekent het de verdachte voorts zwaar aan dat zij op geen enkele wijze blijk heeft gegeven het verwerpelijke en strafwaardige van haar handelen in te zien, noch blijk heeft gegeven van enige spijtgevoelens. Het hof is dan ook van oordeel dat deze feiten de verdachte zwaar moeten worden aangerekend.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts in aanmerking genomen de schrijnende omstandigheden waaronder de vrouwen hebben moeten werken, in welke omstandigheden de vrouwen ook gezondheidsrisico's hebben gelopen. Het hof is van oordeel dat er in de seksclub sprake was van een mensonterende situatie.
Blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 februari 2010, is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 30 oktober 2009. Uit dit rapport volgt onder meer dat er vanuit reclasseringsoogpunt geen contra-indicaties bestaan ten aanzien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof is van oordeel dat de gezondheidsproblemen van de verdachte, zoals door en namens haar naar voren gebracht ter terechtzitting in hoger beroep op 5 maart 2010, niet van dien aard zijn dat hieraan wordt afgedaan.
Voorts constateert het hof dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in de cassatiefase in geringe mate is overschreden, nu op 8 december 2005 beroep in cassatie is ingesteld en het dossier na ongeveer acht maanden en drie weken op 30 augustus 2006 bij de Hoge Raad is binnengekomen. Echter, gelet op de mate van overschrijding zal het hof hieraan geen rechtsgevolgen verbinden en volstaat het hof met de constatering van deze onrechtmatigheid.
Vervolgens heeft de Hoge Raad op 19 juni 2007 arrest gewezen, de zaak teruggewezen naar het hof en op 26 juni 2007 is het dossier bij het hof ingekomen. Op 22 april 2008 heeft vervolgens een regiezitting plaatsgevonden bij het hof, alwaar op daartoe strekkende verzoeken van de verdediging is besloten tot het doen verrichten van nadere onderzoekshandelingen door onder meer de rechter-commissaris. Vervolgens was het hof voornemens de zaak op 20 januari 2009 inhoudelijk te behandelen, doch toen is op verzoek van de verdediging de zaak voor lange tijd aangehouden, nu de verdachte ernstig ziek was geworden en herstel lange tijd zou vergen. Een voor 30 juni 2009 uitgestuurde oproeping is in verband met roosterproblemen bij het hof ingetrokken. De zaak zou vervolgens volgens de planning van het hof op 9 oktober 2009 worden behandeld. Door een administratieve misslag werd echter te laat vastgesteld dat deze datum de verdediging niet schikte, waardoor de geplande behandeling wederom niet doorging. Hierna is de zaak - na overleg met de verdediging - op de onderhavige zitting van 5 maart 2010 behandeld.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de vertraging die de behandeling van de zaak in de (tweede) hoger beroepsfase heeft opgelopen in redelijkheid in belangrijke mate voor rekening komt van de verdediging en dat de redelijke termijn niet is overschreden.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is - alles overwegende - en met inachtneming van de gevolgen van de op 1 juli 2008 in werking getreden nieuwe wettelijke regeling inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling, van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en het geldbedrag, zoals deze zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 6, worden teruggegeven aan de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en het geldbedrag zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 6, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 250a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
- 21.
(eenentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een op 7 (zeven) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en het geldbedrag, zoals deze zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 6, aan verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. A.L.J. van Strien en mr. R.C.A. Duindam,
in bijzijn van de griffier mr. Y.H.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2010.