ABRvS, 12-11-2014, nr. 201309348/1/R1
ECLI:NL:RVS:2014:4045
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
12-11-2014
- Zaaknummer
201309348/1/R1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:4045, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 12‑11‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 12‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
201309348/1/R1.
Datum uitspraak: 12 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A], wonend te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V. (hierna: Het Grootslag), gevestigd te Zwaag, gemeente Hoorn,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Medemblik,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en Het Grootslag beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1A] en Het Grootslag hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2014, waar [appellant sub 1A], vertegenwoordigd door [gemachtigde], Het Grootslag, vertegenwoordigd door mr. J. de Graaf, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Smak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1A]
2. Ter zitting heeft [appellant sub 1A] zijn beroep wat betreft artikel 6, lid 6.2.1, aanhef en onder e, van de planregels ingetrokken.
3. Het beroep van [appellant sub 1A] ziet op het perceel Kadijkweg 28 te Andijk.
[appellant sub 1A] betoogt dat het besluit niet in overeenstemming is met hetgeen de raad heeft beoogd, nu in de reactie op zijn zienswijze staat dat het plan aangepast zal worden en dit niet is gebeurd. [appellant sub 1A] heeft in zijn zienswijze aangegeven dat in het ontwerpbestemmingsplan het bouwvlak voor zijn bedrijf kleiner is dan in het voorheen geldende bestemmingsplan en dat het op een andere plaats ligt.
3.1. De raad erkent dat hetgeen [appellant sub 1A] betoogt juist is en dat het beroep van [appellant sub 1A] gegrond verklaard zou moeten worden. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft de plandelen met de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw 2" en "Agrarisch" voor het perceel Kadijkweg 28 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het bestreden besluit is op dit punt genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Het beroep van Het Grootslag tegen het bestemmingsplan
4. Ter zitting heeft Het Grootslag haar beroep wat betreft het toekennen van een woonbestemming aan de percelen Veenakkers 8 en Nieuwe Dijk 1 ingetrokken.
5. Het beroep van Het Grootslag richt zich tegen een aantal percelen in de polder Het Grootslag. Het Grootslag heeft een aantal percelen aldaar in eigendom en heeft een exploitatieovereenkomst gesloten met de gemeente.
6. Het Grootslag betoogt dat het besluit niet in overeenstemming is met hetgeen de raad heeft beoogd. Zij voert daartoe aan dat in de reactie op haar zienswijze staat dat de regeling voor gebouwen ten behoeve van de energievoorziening zal worden aangepast, zodanig dat er meer dan één gebouw mogelijk is en de oppervlaktebeperking komt te vervallen, maar dat dit niet in het besluit is verwerkt. Voorts voert zij aan dat de aanduidingsvlakken die aan het perceel Nieuwe Dijk 9 - Veenakkers 12 ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Agrarisch" zijn toegekend breder zijn dan de raad heeft beoogd. Het gaat daarbij om de aanduidingen "bedrijfswoning" en "specifieke bouwaanduiding - gebouwen".
6.1. De raad erkent dat hetgeen Het Grootslag betoogt juist is en dat het beroep van Het Grootslag gegrond verklaard zou moeten worden. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft de vaststelling van artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder h, van de planregels en de aanduidingen "bedrijfswoning" en "specifieke bouwaanduiding - gebouwen" voor het perceel Nieuwe Dijk 9 - Veenakkers 12 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
7. Het Grootslag betoogt voorts dat het voorheen geldende planologische regime voor het perceel Nieuwe Dijkweg 4-8 ten onrechte niet geheel in het bestemmingsplan is overgenomen. Zij doelt daarbij op het bouwvlak en de aanduidingsvlakken op dit perceel. Zij wenst dezelfde bouwmogelijkheden voor dit perceel als in het voorheen geldende plan waren toegekend.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat, hoewel eerder de aanduidingsvlakken ongeveer evenwijdig met de Nieuwe Dijk waren toegekend, naar aanleiding van de inspraakreactie van Het Grootslag de aanduidingsvlakken anders zijn vormgegeven in verband met de huidige ligging van de kassen.
7.2. Aan het perceel Nieuwe Dijkweg 4-8 is de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw 1" toegekend, met een bouwvlak. Het bouwvlak volgt niet geheel de contouren van het plandeel en ligt aan de zuidzijde van het plandeel iets terug. Binnen het bouwvlak zijn aan verschillende vlakken de aanduidingen "kas", "specifieke bouwaanduiding - gebouwen" en "bedrijfswoning" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch - Glastuinbouw 1" aangewezen gronden bestemd voor:
a. kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en warenhuizen;
b. overige bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven;
c. gebouwen ten behoeve van de energievoorziening, voor zover ten dienste van de glastuinbouwbedrijven.
Ingevolge lid 5.2.1 gelden voor het bouwen van de onder in lid 5.1, onder a, b, c en h bedoelde bouwwerken de volgende regels:
a. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf worden gebouwd;
b. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
[…]
e. de in lid 5.1 onder a genoemde gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied ter plaatse van de aanduiding "kas";
f. de in lid 5.1 onder b genoemde gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
g. de in lid 5.1 onder c en i genoemde bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".
7.3. In het voorheen geldende bestemmingsplan "Nieuwedijk 4-8" waren aan het perceel Nieuwe Dijk 4-8 de bestemmingen "Glastuinbouwbedrijven", "Agrarische doeleinden" en "Groenvoorziening" toegekend. Aan het plandeel met de bestemming "Glastuinbouwbedrijven" was deels de aanduiding "uitsluitend kassen toegestaan" toegekend.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planregels van het voorheen geldende bestemmingsplan waren de op de verbeelding voor "Glastuinbouwbedrijven" aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van reële en volwaardige glastuinbouwbedrijven met de daarbij behorende bouwwerken waaronder kassen, agrarische bedrijfsgebouwen, ketelhuizen en agrarische bedrijfswoningen, verhardingen, waterreservoirs en open terreinen.
Ingevolge het tweede lid, onder a, mochten agrarische bedrijfswoningen en de agrarische bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsvlakken worden gebouwd, in overeenstemming met de zoneringsregeling zoals opgenomen in Bijlage I.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, waren de op de verbeelding voor "Agrarische doeleinden" aangewezen gronden bestemd voor reële en volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven, met de daarbij behorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede water.
Ingevolge het tweede lid, onder a, mochten bouwwerken worden gebouwd tot niet meer dan 100 m².
In Bijlage I was een afbeelding opgenomen waarop een perceel is afgebeeld met een woning daarop, met 10 m achter de voorgevelrooilijn van die woning een waterbassin en bedrijfsgebouwen en op 25 m achter de voorgevelrooilijn kassen.
7.4. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Het bouwvlak beslaat een kleiner oppervlak dan het plandeel met de bestemming "Glastuinbouwbedrijven" in het voorheen geldende bestemmingsplan. De raad heeft in dit geval voor de aanduidingsvlakken aangesloten bij de wensen van Het Grootslag, zoals zij deze voorafgaand aan de procedure kenbaar heeft gemaakt. Voorts heeft hij vanwege het belang van het behoud van openheid in het gebied het bouwvlak niet gelijk aan het plandeel met de bestemming "Glastuinbouwbedrijven" in het voorheen geldende bestemmingsplan vastgesteld en gebouwen buiten het bouwvlak niet toegestaan. Hij heeft in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het belang van behoud van openheid in het gebied dan aan het belang van Het Grootslag om meer bouwmogelijkheden te hebben op het perceel Nieuwe Dijkweg 4-8. Hij heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat de in het voorheen geldende bestemmingsplan toegekende bouwmogelijkheden niet zijn benut en dat voorts niet is gebleken van concrete bouwplannen van Het Grootslag. Voorts heeft de raad van belang mogen achten dat de vormgeving van de aanduidingsvlakken in overleg met Het Grootslag heeft plaatsgevonden.
Het betoog faalt.
7.5. Gelet op hetgeen in 7.4 is overwogen behoeft het betoog van de raad dat aan vernietiging van het plan op dit punt artikel 8:69a van de Awb in de weg staat geen bespreking.
8. In hetgeen Het Grootslag heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, voor zover dat ziet op de vaststelling van artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder h, van de planregels en de aanduidingen "bedrijfswoning" en "specifieke bouwaanduiding - gebouwen" voor het perceel Nieuwe Dijk 9 - Veenakkers 12, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Het beroep van Het Grootslag tegen het besluit geen exploitatieplan vast te stellen
9. Het Grootslag betoogt dat de raad ten onrechte geen exploitatieplan heeft vastgesteld voor de percelen waarop door middel van een wijzigingsbevoegdheid bouwmogelijkheden voor kassen kunnen worden toegekend. Volgens Het Grootslag dient de raad op basis van een overeenkomst tussen haar en de gemeente de ontwikkelingskosten van deze percelen op de afnemers van de percelen te verhalen. Volgens Het Grootslag dient de raad daartoe een exploitatieplan vast te stellen.
9.1. De raad heeft betoogd dat Het Grootslag niet-ontvankelijk is, omdat Het Grootslag geen zienswijze heeft ingediend tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan.
9.2. Ingevolge artikel 8:1, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan voor gronden, begrepen in een gelijktijdig bekendgemaakt bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), stelt de raad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, kan de raad, in afwijking van het eerste lid, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan of een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Ingevolge het vierde lid wordt een exploitatieplan gelijktijdig bekendgemaakt met het bestemmingsplan of de wijziging, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, waarop het betrekking heeft.
Ingevolge artikel 6.14, eerste lid, is op de voorbereiding van een exploitatieplan afdeling 3.4 van toepassing.
Ingevolge artikel 8.3, vierde lid, worden voor de mogelijkheid van beroep en de behandeling van en uitspraak op een beroep als één besluit aangemerkt de gelijktijdig bekendgemaakte besluiten omtrent vaststelling van een exploitatieplan en de vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 6.2.1, aanhef en onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) wordt als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro, aangewezen een bouwplan voor de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² brutovloeroppervlakte.
9.3. De Afdeling stelt vast dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft besloten geen exploitatieplan vast te stellen. Op het besluit tot het niet vaststellen van een exploitatieplan is afdeling 3.4 van de Awb niet van toepassing, nu artikel 6.14, eerste lid, van de Wro slechts ziet op de voorbereiding van een exploitatieplan. De Afdeling ziet zich voorts gesteld voor de vraag of Het Grootslag tegen het besluit van de raad om geen exploitatieplan vast te stellen bezwaar had moeten maken. De Afdeling beantwoordt deze vraag ontkennend, nu ingevolge artikel 8.3, vierde lid, van de Wro voor de mogelijkheid van beroep en de behandeling van en uitspraak op een beroep de gelijktijdig bekendgemaakte besluiten omtrent vaststelling van een exploitatieplan en de vaststelling van een bestemmingsplan als één besluit worden aangemerkt. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de omstandigheid dat beroep van Het Grootslag tegen het besluit tot het niet vaststellen van een exploitatieplan ontvankelijk is.
9.4. Wat betreft het betoog van Het Grootslag overweegt de Afdeling als volgt. Vast staat dat de bestemming die is toegekend aan de percelen waarop door middel van een wijzigingsbevoegdheid bouwmogelijkheden voor kassen kunnen worden toegekend niet voorziet in de realisering van aangewezen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro, doch slechts dat na vaststelling van een wijzigingsplan voor die percelen de realisering van dergelijke bouwplannen voor kassen mogelijk wordt gemaakt. Voorts overweegt de Afdeling dat in artikel 6.12, tweede en vierde lid, waarin het gaat om een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wro en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, waarin het gaat om een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wro, wordt gedoeld op het wijzigingsplan als het resultaat van de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, en niet op het enkele bestaan van de wijzigingsbevoegdheid. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen bij uitspraak van 6 maart 2013, nr. 201112696/1/T1/R2 en bij uitspraak van 31 december 2013, nr. 201305607/1/R3 komt de verplichting een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een wijzigingsbevoegdheid ziet, eerst aan de orde bij de vaststelling van het wijzigingsplan. Daar is in dit geval geen sprake van, zodat geen verplichting bestond voor de raad een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan te nemen.
Het betoog faalt.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit geen exploitatieplan vast te stellen ongegrond.
Proceskostenveroordeling
11. De raad dient ten aanzien van Het Grootslag op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Van proceskosten van [appellant sub 1A] die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 4 juli 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 4 juli 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied" wat betreft:
- de plandelen met de bestemmingen "Agrarisch - Glastuinbouw 2" en "Agrarisch" voor het perceel Kadijkweg 28 te Andijk ;
- artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder h, van de planregels;
- de aanduidingen "bedrijfswoning" en "specifieke bouwaanduiding - gebouwen" voor het perceel Nieuwe Dijk 9 - Veenakkers 12;
III. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Medembik tot het niet vaststellen van een exploitatieplan ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Medemblik tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Medemblik aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van:
- € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1A], en;
- € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Verhage
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014
655.