Zie A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 205-206.
HR, 13-07-2021, nr. 20/02708
ECLI:NL:HR:2021:1142
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-07-2021
- Zaaknummer
20/02708
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1142, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑07‑2021; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2020:2373
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:711
ECLI:NL:PHR:2021:711, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 01‑06‑2021
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2020:2373
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:1142
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Medeplegen poging tot diefstal met geweld door van slachtoffer in zijn woning geld te eisen, hem te slaan en te schoppen en klemtang op zijn testikels te zetten en daarin te knijpen, art. 312.2.2 Sr. Heeft hof grondslag van tll. verlaten door woorden “met zijn mededader” toe te voegen in bewezenverklaring? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02708
Datum 13 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2020, nummer 23-001699-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Bakker, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2021.
Conclusie 01‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Medeplegen poging tot diefstal met geweld door van slachtoffer in zijn woning geld te eisen, hem te slaan en te schoppen en klemtang op zijn testikels te zetten en daarin te knijpen, art. 312.2.2 Sr. Heeft hof grondslag van tll. verlaten door woorden “met zijn mededader” toe te voegen in bewezenverklaring? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/02708
Zitting 1 juni 2021
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.
1. Inleiding
1.1.
De verdachte is bij arrest van 26 augustus 2020 door het gerechtshof Amsterdam wegens in de zaak met parketnummer 15-030136-18 “poging tot doodslag” en in de zaak met parketnummer 15-151330-18 “poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Verder heeft het hof gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Daarnaast heeft het hof beslist over de vordering van een benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte, een en ander zoals nader in het arrest omschreven.
1.2.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. H. Bakker, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
2. Het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het hof in de zaak met parketnummer 15-151330-18 de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten door het toevoegen van de woorden “met zijn mededader”, zodat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, althans dat het impliciete oordeel van het hof dat de tenlastelegging met toevoeging van de woorden “met zijn mededader” dient te worden gelezen onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd is.
2.2.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, in de zaak met parketnummer 15-151330-18 primair tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks 28 juli 2018 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning (gelegen aan de [a-straat 1] ) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich en/of zijn mededader(s) daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, de deur van voornoemde woning heeft/hebben ingetrapt, althans vernield en/of vervolgens die woning is/zijn binnengegaan en/of genoemde woning heeft/hebben doorzocht en welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij en/of zijn mededader(s)
- tegen die [slachtoffer] meermalen heeft/hebben geroepen 'ik moet geld', althans woorden van gelijke strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of bovenop die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] meermalen met zijn/hun, verdachtes vuist(en) althans hand(en) heeft/hebben geslagen in diens gezicht, althans tegen diens lichaam en/of
- die [slachtoffer] meermalen tegen zijn ribben en/of in zijn gezicht heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [slachtoffer] een laken/kleed, althans iets (van textiel) in zijn mond heeft/hebben gestopt waardoor die [slachtoffer] geen lucht (meer) kreeg en/of
- een klemtang en/of pincet en/of ander voorwerp op de ballen van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of vervolgens in die klemtang en/of pincet en/of ander voorwerp heeft/hebben geknepen en/of daarbij de huid heeft/hebben gescheurd en/of waarbij de huid van de balzak is gescheurd en/of
- die [slachtoffer] naar de keuken en/of de slaapkamer heeft/hebben gesleept
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 28 juli 2018 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- tegen die [slachtoffer] meermalen heeft/hebben geroepen 'ik moet geld', althans woorden van gelijke
strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of bovenop die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] meermalen met zijn/hun, vuist(en), althans hand(en), heeft/hebben geslagen in diens gezicht, althans tegen diens lichaam en/of
- die [slachtoffer] meermalen tegen zijn ribben en/of in zijn gezicht heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [slachtoffer] een laken/kleed, althans iets (van textiel) in zijn mond heeft/hebben gestopt waardoor die [slachtoffer] geen lucht (meer) kreeg en/of
- een klemtangen/of pincet en/of ander voorwerp op de ballen/balzak van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of vervolgens in die klemtang en/of pincet en/of ander voorwerp heeft/hebben geknepen en/of daarbij de huid heeft/hebben gescheurd en/of waarbij de huid van de balzak is gescheurd en/of
- die [slachtoffer] naar de keuken en/of de slaapkamer heeft/hebben gesleept
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid”.
2.3.
Daarvan heeft het hof bewezenverklaard, met overneming van de cursivering uit het bestreden arrest, dat de verdachte:
“op 28 juli 2018 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning gelegen aan de [a-straat 1] weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, met zijn mededader
- die woning is binnengegaan en heeft doorzocht en
- tegen die [slachtoffer] meermalen heeft groepen ‘ik moet geld’, althans woorden van gelijke strekking, en
- [slachtoffer] heeft vastgegrepen en bovenop [slachtoffer] is gaan zitten en
- [slachtoffer] heeft geslagen tegens diens lichaam en
- [slachtoffer] heeft geschopt en
- een klemtang op de ballen van [slachtoffer] heeft gezet en vervolgens in die klemtang heeft geknepen
(waarbij de huid van de balzak is gescheurd),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.4.
Aan het middel is ten grondslag gelegd dat het hof zich kennelijk genoodzaakt heeft gezien om de tekst van de tenlastelegging aan te vullen met de woorden “met zijn mededader”. Deze aanvulling heeft volgens de steller van het middel allereerst tot gevolg dat het hof niet langer hoefde te beoordelen of bewezen is dat de verdachte de tenlastegelegde feitelijke gedragingen heeft verricht, maar in plaats daarvan of die feitelijke gedragingen in het kader van een bewuste en nauwe samenwerking zijn begaan en lijkt daarmee ten dienste te hebben gestaan aan de verwerping van het verweer van de verdediging dat de verdachte geen daadwerkelijke bemoeienis heeft gehad met het doorzoeken van de woning. Bovendien heeft de toevoeging volgens de steller van het middel cruciale gevolgen voor de bewijsvraag en de bewezenverklaring, terwijl de verdediging op deze wijziging van de tenlastelegging niet bedacht heeft kunnen zijn.
2.5.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de uitleg van de tenlastelegging is voorbehouden aan de feitenrechter. Bij die uitleg heeft de feitenrechter een grote vrijheid. Zolang die uitleg niet in strijd is met de bewoordingen van de tenlastelegging, zal zij in cassatie worden geëerbiedigd.1.
2.6.
In deze zaak ligt in het invoegen van de woorden “met zijn mededader” in de bewezenverklaring als oordeel van het hof besloten dat de verdachte in de tenlastelegging (onder meer) het verwijt is gemaakt dat hij de bewezenverklaarde feitelijke handelingen met zijn mededader heeft verricht. In dat kader merk ik allereerst op dat de tenlastelegging reeds inhield dat de verdachte werd verweten “dat hij en/of zijn mededader(s)” de feitelijke handelingen die zijn vermeld in het tweede tot en met het zesde gedachtestreepje in de bewezenverklaring heeft of hebben verricht. Wat betreft deze feitelijke handelingen is de uitleg die het hof heeft gegeven aan de tenlastelegging aldus niet in strijd met de bewoordingen ervan, zodat het hof door de toevoeging van de woorden “met zijn mededader” ook geenszins een verandering heeft gebracht in het verwijt dat de verdachte is gemaakt.
2.7.
Wat betreft het binnengaan en doorzoeken van de woning kan aan de steller van het middel worden toegegeven dat die handelingen in de tenlastelegging voorafgingen aan de passage “hij en/of zijn mededader(s)”. Ik merk echter ook op dat de tenlastelegging inhield dat de verdachte “ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning (gelegen aan de [a-straat 1] ) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), (…) de deur van voornoemde woning heeft/hebben ingetrapt, althans vernield en/of vervolgens die woning is/zijn binnengegaan en/of genoemde woning heeft/hebben doorzocht” (onderstrepingen door mij, AEH). In dat licht bezien is de uitleg die het hof heeft gegeven aan de tenlastelegging, dat de verdachte (onder meer) werd verweten dat hij met zijn mededader de woning is binnengegaan en heeft doorzocht, geenszins onbegrijpelijk. Aldus heeft het hof door het opnemen van de woorden “met zijn mededader” ook in zoverre niet meer of anders bewezenverklaard dan aan de verdachte ten laste was gelegd.
2.8.
Gelet op het voorgaande kan mijns inziens niet worden gezegd dat de uitleg die het hof aan de tenlastelegging heeft gegeven in strijd is met de bewoordingen van de tenlastelegging, zodat het hof niet meer of anders heeft bewezenverklaard dan ten laste was gelegd. De uitleg die het hof aan de tenlastelegging heeft gegeven komt mij verder, ook zonder nadere motivering, geenszins onbegrijpelijk voor. Van grondslagverlating is daarmee geen sprake.
2.9.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
3. Conclusie
3.1.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
3.2.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑06‑2021