NJ 2021/353
Koopovereenkomst. Bewijsrecht. Vermoeden art. 7:18 lid 2 BW; tegenbewijs of tegendeelbewijs?
HR 05-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1666
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
5 november 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
20/02761
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS490921:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1666, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑11‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:664, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑06‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑10‑2020
- Wetingang
Essentie
Koopovereenkomst. Bewijsrecht. Vermoeden art. 7:18 lid 2 BW; tegenbewijs of tegendeelbewijs?
Samenvatting
Art. 5 lid 3 Richtlijn consumentenkoop bepaalt dat het daar bedoelde vermoeden geldt ‘tot bewijs van het tegendeel’. Voor de toepassing van art. 7:18 lid 2 BW betekent dit dat van de kant van de verkoper tegendeelbewijs vereist is. Dit vindt bevestiging in HvJ EU 4 juni 2015, C-497/13, NJ 2016/148 (Faber/Hazet Ochten). Hierin is overwogen dat wanneer het vermoeden van art. 5 lid 3 Richtlijn consumentenkoop geldt, de verkoper moet ‘bewijzen dat het gebrek (…) niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.