BR 2018/59
Een door appellanten aangedragen alternatieve locatie voor een windpark hoeft niet meegenomen te worden in een milieueffectrapport voor een bestemmingsplan, aangezien reeds eerder bij bestuurlijke keuze is bepaald dat deze locatie niet voor windenergie wordt gebruikt. Om die reden is geen sprake van een redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief als bedoeld in art. 7.7, lid 1, sub b Wet milieubeheer. (Moerdijk)
ABRvS 02-05-2018, ECLI:NL:RVS:2018:1436, m.nt. E.M.N. Noordover
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
2 mei 2018
- Magistraten
Mrs. W.D.M. van Diepenbeek, J. Kramer en F.C.M.A. Michiels
- Zaaknummer
201701725/1/R2
- Noot
E.M.N. Noordover
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS36299:1
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieueffectrapportage
Ruimtelijk bestuursrecht / Natuur en milieu
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
Energierecht / Energieopwekking
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2018:1436, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 02‑05‑2018
- Wetingang
(Art. 7.7 Wet milieubeheer)
Essentie
Een door appellanten aangedragen alternatieve locatie voor een windpark hoeft niet meegenomen te worden in een milieueffectrapport voor een bestemmingsplan, aangezien reeds eerder bij bestuurlijke keuze is bepaald dat deze locatie niet voor windenergie wordt gebruikt. Om die reden is geen sprake van een redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief als bedoeld in art. 7.7, lid 1, sub b Wet milieubeheer. (Moerdijk)
Samenvatting
Voor de realisatie van een windpark te Moerdijk wordt door appellanten op een alternatieve locatie binnen deze gemeente gewezen. Deze locatie zou ten onrechte niet als zoekgebied voor windturbines zijn aangewezen en ook ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.