Prg. 2020/24
Bij een vordering tot verklaring voor recht wordt voor het griffierecht aangeknoopt bij de onderliggende waarde van die vordering en dus niet bij vordering onbepaalde waarde.
HR 06-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1912
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 december 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
19/03208
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS180809:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1912, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1021, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑05‑2019
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Is vordering tot verklaring voor recht een vordering van onbepaalde waarde voor bepaling hoogte griffierecht?
Nee. Er mag dan verklaring voor recht zijn gevraagd, maar (onderliggende) waarde van vordering in eerdere dagvaarding is leidend voor hoogte griffierecht.
Samenvatting
Bij de vaststelling van de hoogte van het griffierecht is de griffier ervan uitgegaan dat de zaak betrekking heeft op een vordering met een beloop van meer dan € 100.000,=. De curator c.s. betogen dat hun vordering tot verklaring voor recht dat ING geen geldig pandrecht heeft op de auteursrechten ten aanzien van de door de gefailleerde ontwikkelde software, een vordering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.