De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL02FW 2010059112, gesloten op 7 juli 2010.
Rb. Noord-Nederland, 28-01-2013, nr. 17/880252-10
ECLI:NL:RBNNE:2013:4840
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
28-01-2013
- Zaaknummer
17/880252-10
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2013:4840, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 28‑01‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Uitspraak 28‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht gevallen van diefstal van schapen en pony’s uit de weide samen met anderen. Ook heeft hij geprobeerd personen op te lichten door partijen hout van een ander aan te bieden. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit 240 uren werkstraf, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880252-10
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 januari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 14 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2010,
te of bij Veenhuizen, (althans) in de gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een weiland, gelegen
aldaar aan of bij de [straatnaam 1]) heeft weggenomen vee, te weten twee
pony's, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2010,
te of bij Haulerwijk, (althans) in de gemeente Ooststellingwerf,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in uit een weiland (gelegen
aldaar bij het [straatnaam 2]) heeft weggenomen vee, te weten vijftien
schapen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 22 april 2010,
te of bij Haulerwijk, (althans) in de gemeente Ooststellingwerf,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een weiland (gelegen
aldaar achter [bedrijf] aan de [straatnaam 3]) heeft weggenomen
vee, te weten schapen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s);
4.
hij op verschilende data en/of tijdstippen in of omstreeks de periode van
23 oktober 2009 tot en met 24 december 2009,
in de gemeenten Ooststellingwerf en/of Noordenveld en/of Westerveld,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans (telkens)
alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
weiland heeft weggenomen vee, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
te weten
-op of omstreeks 23 oktober 2009, te of bij Haulerwijk, in/uit een weiland
(gelegen aldaar aan of bij de [straatnaam 4]) een aantal schapen/rammen, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
-in of omstreeks de periode van 7 november 2009 tot en met 12 november 2009,
te of bij Veenhuizen, in uit een weiland (gelegen aldaar aan of bij de
[straatnaam 5]) een aantal schapen/rammen, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) en/of
-op of omstreeks 4 december 2009, te of bij Veenhuizen, in/uit een weiland
(gelegen aldaar aan of bij de [straatnaam 6]) een aantal schapen/rammen, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
-op of omstreeks 10 december 2009, te of bij Vledder, in/uit een weiland
(gelegen aldaar aan of bij de [straatnaam 7]) een aantal schapen/rammen, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
-in of omstreeks de periode van 17 december 2009 tot en met 24 december 2009,
te of bij Vledder, in uit een weiland (gelegen aldaar aan of bij de
[straatnaam 8]) een aantal schapen/rammen, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s);
5.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2011 tot en met 5 april 2011,
te Oosterwolde, (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in
Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9]
te bewegen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
zich voorgedaan als bezitter/eigenaar van een partij hout en/of vervolgens met
die [slachtoffer 9] één of meer afspraken gemaakt over de levering van dat hout
en/of die [slachtoffer 9] een perceel niet gezaagde bomen aangewezen, welke
op korte termijn gezaagd en opgehaald moesten worden (en/of zich aldus
voorgedaan als bezitter van dat perceel met bomen) en/of (vervolgens) die
[slachtoffer 9] meegedeeld dat hij, verdachte, bij het Thiessingabosje in
Oosterwolde (ook nog wel) een partij hout had liggen, welke partij hij,
verdachte, kon leveren voor zeshonderd euro, waarbij hij, verdachte heeft
aangeboden deze partij te komen afleveren bij die [slachtoffer 9] en/of
vervolgens met die [slachtoffer 9] een afspraak gemaakt voor een aanbetaling van
driehonderd euro, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- -
veroordeling voor het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde;
- -
oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- -
een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren;
- -
oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en behandeling bij de Ambulante Forensische Polikliniek;
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 1.500,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige;
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 1.800,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige;
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 4.000,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot een bedrag van € 3.000,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige;
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot een bedrag van
€ 1.830,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] tot een bedrag van
€ 1.560,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] tot een bedrag van
€ 1.500,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde de hierna te noemen bewijsmiddelen1. toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte2., inhoudende:
[medeverdachte 1] wilde vee gaan stelen. Hij heeft mij vrijdagmorgen 11 juni 2010 omstreeks 9:00 uur opgehaald. [medeverdachte 1] moest twee pony's hebben en ik moest hem meehelpen. Hij vertelde dat die pony's van hem waren, maar ik wist wel beter. Ik wist dat de pony's niet van hem waren. We hoefden de pony's niet te vangen, je kon ze gewoon meenemen. Een kamper heeft een pony gepakt en ik heb een pony gepakt. We hebben ze in de kar gezet.
2.
De verklaring van aangever [slachtoffer 1]3., inhoudende:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn twee pony's. De pony's stonden in een weiland aan de [straatnaam 1] te Veenhuizen. Op donderdag 10 juni 2010 omstreeks 16:00 uur heb ik de pony's nog gezien in het land. Op vrijdag 11 juni 2010 zag ik dat de pony's niet meer in het land stonden.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde de hierna te noemen bewijsmiddelen4. toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte5., inhoudende:
V: Wat heb jij te maken met diefstal van schapen in Appelscha achter [straatnaam 2] in maart 2010?
A: Ik ben daar samen met [medeverdachte 2] geweest. [medeverdachte 2] reed met zijn rode Golf en kwam mij ophalen. Wij hebben gewacht tot [medeverdachte 3] en zijn chauffeur [medeverdachte 4] erbij kwamen. Wij hebben met zijn vieren die schapen gevangen. Ik had contact met [medeverdachte 3] gehad, hij had schapen nodig. Ik wist dat daar schapen liepen en heb met [medeverdachte 3] afgesproken om elkaar daar te ontmoeten. Wij hebben 15 schapen samen op de kar opgeladen. [medeverdachte 3] en zijn chauffeur kwamen met een kar. Er kunnen misschien 10 schapen in. Wij hebben twee keer gereden om al die 15 schapen te stelen.
2.
De verklaring van aangever [slachtoffer 2]6., inhoudende:
Als hobbyboer heb ik op meerdere weilanden schapen lopen, ook op het weiland bij de [straatnaam 2] te Appelscha, dat aan de linkerzijde van het [straatnaam 2] gelegen is. Dinsdag 30 maart 2010 te 18:07 uur ben ik nog bij mijn schapen geweest. Ik miste toen geen schapen.
Vandaag, 31 maart 2010 omstreeks 11:30 uur, kwam ik weer bij mijn schapen en ik zag dat er een aantal schapen miste. Ik kwam tot de conclusie dat er 15 schapen gestolen waren.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde de hierna te noemen bewijsmiddelen7. toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte8., inhoudende:
V: Wat heb jij te maken met een diefstal van schapen in Haulerwijk achter [bedrijf]?
A: Ik heb ervoor aan gereden. Ik reed voor de auto van [medeverdachte 3] uit. Ik was daar met de scooter. [medeverdachte 2] belde mij dat ik daar heen moest gaan. De chauffeur van [medeverdachte 3] ken ik niet. [medeverdachte 3] belde mij op waar ik stond in Haulerwijk. Ik stond toen al in Haulerwijk, omdat [medeverdachte 2] mij had gebeld en gevraagd om naar Haulerwijk te komen. [medeverdachte 2] had verteld dat er iemand schapen kwam halen. Ik heb twee à drie schapen in handen gehad en toen ben ik weggegaan. Het werd mij te heet onder de voeten, want ik wist dat die schapen van [naam] waren.
V: Wat deed jij met die schapen?
A: Zij vingen ze, ik moest ze aanpakken van [medeverdachte 3] en zijn chauffeur en ik moest ze in de kar gooien.
2.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 3]9., inhoudende:
Ik had 14 Drentse Heideschapen op een weilandje achter [bedrijf] te Haulerwijk lopen. Op donderdagavond 22 april 2010 rond 21:30 uur heb ik ze nog gezien, maar toen mijn zonen ze wilden gaan voeren op zaterdag 24 april 2010 rond 18:07 uur waren ze verdwenen.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 4., eerste, tweede en vijfde gedachtestreepje, ten laste gelegde de hierna te noemen bewijsmiddelen10. toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van aangever [slachtoffer 4]11., inhoudende:
Ik doe aangifte van diefstal van 40 schapen. Deze schapen liepen in een weiland gelegen achter de woning aan de [straatnaam 4] te Haulerwijk. In het totaal liepen daar op vrijdag 23 oktober 2009 ongeveer 110 schapen.
2.
De verklaring van [getuige 1]12., inhoudende:
Op vrijdagavond 23 oktober 2009 ben ik tussen 19:15 uur en 19:45 uur van mijn huis, gelegen aan de [straatnaam 4] te Haulerwijk, weggegaan. Ik zag toen een rode auto, vermoedelijk een Volkswagen Golf, met daar achter gekoppeld een 1,5 grote paardenkar gezien. Ik zag dat de auto in de berm stopte. Ik zag in de volgende bocht een kleine witte vrachtauto op straat staan. Ik zag dat de witte vrachtauto plotseling naar voren reed en in de berm bleef staan. Ik ben om de witte vrachtauto heen gereden. Ik zag toen in de spiegels dat de rode Golf met de paardentrailer achter de witte vrachtauto stopte. Toen ik enige uren later weer naar mijn woning terugkeerde, zag ik dat het hek van het weiland open stond en dat er enkele schapen op het pad liepen.
3.
De verklaring van aangever [slachtoffer 5]13., inhoudende:
In een weiland aan de [straatnaam 5] te Veenhuizen had ik 104 schapen staan. Op zaterdag 7 november 2009 heb ik nog bij de schapen gekeken. Ik miste op dat moment geen schapen.
Op donderdag 12 november 2009 kwam ik erachter dat er 25 schapen uit het land waren weggenomen. Ik heb toen navraag gedaan in de buurt. Een boer, [getuige 2], vertelde mij dat hij een trailer bij het land had gezien.
4.
De verklaring van aangever [slachtoffer 8]14., inhoudende:
Ik ben eigenaar van 85 schapen. Deze schapen stonden aan de [straatnaam 8] te Vledder. Ik kom elke dag bij mijn schapen om ze te voeren. Echter kun je ze dan niet tellen. Op 17 december 2009 had ik mijn schapen in een ander weiland gezet met een aanhanger. Op 24 december 2009 zou ik de schapen weer in een ander weiland doen. Toen ik de eerste groep in de aanhanger had staan, viel het mij op dat er te weinig waren. Hierop ben ik de schapen gaan tellen. Ik telde toen 70 schapen in totaal. Mij bleek toen dat er 15 schapen waren gestolen.
5.
De verklaring van [medeverdachte 2]15., inhoudende:
V: Wat heb jij te maken met een diefstal van schapen in Haulerwijk, aan de [straatnaam 4]?
A: Daar ben ik bij geweest. Dat was rond september/oktober van 2009. Het was rond de tijd dat het ging schemeren. Dus het zal ongeveer 19:00 uur à 19:30 uur zijn geweest.
V: Met wie was jij daar?
A: Ik was daar met [verdachte]. Ik ben daar twee keer geweest. We hebben ongeveer tien schapen meegenomen. Die schapen hebben we naar [medeverdachte 5] gebracht.
V: Wat deed jij, toen je daar samen met [verdachte] was?
A: Ik hield de deur van de veekar open. [verdachte] pakte de schapen.
V: Welke auto werd gebruikt om de kar te trekken?
A: Dit was mijn auto. Een Volkswagen Golf, type twee. Hij is rood van kleur. Achter mijn auto zat de paardentrailer van [medeverdachte 5].
[verdachte] verkocht de schapen aan [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] keek in de kar met schapen. Vervolgens ging [verdachte] handje klappen met [medeverdachte 5] en kwamen ze een prijs overeen.
V: Voor wie was dat geld?
A: Officieel deden we elk de helft. We hadden de afspraak gemaakt dat we elk 50 procent van de opbrengst zouden krijgen. Later ging dit niet meer zo.
V: Wat heb jij te maken met een diefstal van 25 schapen in Veenhuizen aan de [straatnaam 5]?
A: Ja daar ben ik geweest. Ik heb daar schapen gestolen. Ik was er samen met [verdachte].
V: Hoeveel schapen hebben jullie daar weggenomen?
A: Dat waren er een stuk of zeven. Die hebben we, [verdachte] en ik, naar [medeverdachte 5] gebracht. [verdachte] heeft deze schapen aan [medeverdachte 5] verkocht.
V: Wat heb jij te maken met een diefstal van schapen in Vledder, de [straatnaam 8]?
A: Ja daar ben ik geweest. Die heb ik gepleegd, samen met [verdachte].
We hebben een stuk of zes à zeven schapen weggenomen.
V: Wat deed jij met die schapen?
A: Die hebben we naar [medeverdachte 5] gebracht. [verdachte] heeft deze schapen aan [medeverdachte 5] verkocht.
6.
De verklaring van [medeverdachte 5]16., inhoudende:
Ik heb inderdaad meer ladingen met schapen door [verdachte] en die andere jongen aangeboden gekregen, waarna ik deze schapen ook heb gekocht. Het zijn meerdere vrachten geweest, met steeds 8 à 9 schapen. Ik weet niet precies hoeveel, maar het totaal van 100 schapen zou het kunnen zijn geweest.
De kameraad van [verdachte] was bij hem met een rode Golf. Ze hadden mijn kar meegenomen. Toen ik thuiskwam, zaten er schapen in. [verdachte] en zijn kameraad waren aldoor met z'n tweeën toen ik de schapen kocht. Ik ging handjeklappen met [verdachte]. Zo gaat dat in de handel, zo ga je overeenkomen tot een prijs.
De rechtbank past met betrekking tot de onder 4., derde en vierde gedachtestreepje, ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2009059438-1, d.d. 5 december 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6];
3.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2009606905-1, d.d. 11 december 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7].
De rechtbank past met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde de hierna te noemen bewijsmiddelen17. toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van aangever [slachtoffer 9]18., inhoudende:
Ik doe aangifte van poging tot oplichting. Via een advertentie op de site www.marktplaats.nl was ik op zoek naar hout voor mijn open haard. Via de telefoon werd er afgelopen donderdag 31 maart 2011 contact met mij opgenomen. De man stelde zich voor als zijnde [valse naam]. De man gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer]. De man vertelde dat hij hout te koop had. Dit was in eerste instantie aan het fietspad in Norg. Hier ben ik toen op afspraak met deze [valse naam] met mijn maat [getuige 3] gaan kijken. Dit hout was nog bos, maar zou gekapt gaan worden. Ik zou het hout er dan deze week af moeten halen.
Dezelfde week moest het dan ook nog weg. De prijs was € 15,00 per kubieke meter. Voor 30 kubieke meter moesten we dus € 600,00 betalen. Ik heb de man gezegd dat dat niet ging lukken. Hij vertelde toen dat hij het ook wel voor ons wilde doen. Dan zouden we het kant-en-klaar geleverd krijgen voor € 20,00 per kubieke meter. Later hoorde ik dat het de man niet ging lukken om het hout klaar te krijgen. Hij bood ons vervolgens ander hout aan. Dit hout zou liggen bij het Tiesingabosje te Oosterwolde aan de N919. De prijs was gelijk aan het andere hout. [valse naam] bood aan om het te komen brengen. Wanneer ik volgend jaar weer hout van hem kocht, zou hij het gratis komen brengen. Toen begon mij te dagen dat het geen zuivere koffie was. Ik heb toen wat rond gebeld en bij Staatsbosbeheer wist men te vertellen dat het hun hout was. Ik heb vandaag om 13:30 uur met [valse naam] afgesproken in Norg. Ik zou dan de helft van € 600,00 komen betalen.
2.
De verklaring van [getuige 3]19., inhoudende:
Naar aanleiding van een advertentie op www.marktplaats.nl ben ik met [slachtoffer 9] bij een partij hout aan het fietspad in Norg geweest. Hier heb ik de man gezien, die zich voorstelde als [valse naam].
3.
Het proces-verbaal van bevindingen20., inhoudende:
Op maandag 4 april 2011 hebben wij, verbalisanten, een fotoconfrontatie gedaan met betrokkenen [slachtoffer 9] en [getuige 3]. Wij hebben [slachtoffer 9] geconfronteerd met de foto van [verdachte]. [slachtoffer 9] verklaarde dat hij 100 procent zeker wist dat de man op de foto de man was die hem het hout had aangeboden. Vervolgens hebben wij de foto van [verdachte] aan [getuige 3] getoond. [getuige 3] verklaarde dat hij 100 procent zeker wist dat de man op de foto de man was die hij had ontmoet in het bos bij Norg.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen21., inhoudende:
Aangever [slachtoffer 9] heeft op verzoek van ons, verbalisanten, een ontmoeting met "[valse naam]" geregeld. Deze afspraak was op dinsdag 5 april 2011, omstreeks 10:00 uur bij de supermarkt aan de Brink te Norg. Wij hebben bij de supermarkt gepost. Op dinsdag 5 april 2011, omstreeks 09:50 uur zagen wij de ons ambtshalve bekende [verdachte] komen aan fietsen uit de richting van Donderen. Wij zagen dat [verdachte] precies naar de afgesproken plaats, de supermarkt, fietste. Wij zagen dat [verdachte] om zich heen keek, kennelijk om te zien of er iemand op hem wachtte. We hebben het dienstvoertuig voor de fiets van [verdachte] neergezet en wij hebben hem aangehouden. Direct daarop hebben wij zijn mobiele telefoon in beslag genomen voor verder onderzoek. Uit later onderzoek bleek dat met de in beslag genomen mobiele telefoon meerdere keren contact met aangever [slachtoffer 9] was geweest.
De rechtbank acht de ontkennende verklaringen die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd terzake het eerste en het derde feit op de dagvaarding, alsmede terzake het vierde feit, het eerste en vijfde gedachtestreepje niet aannemelijk geworden en volgt niet het verweer van de raadsman dat van deze feiten vrijspraak dient te volgen. Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 juni 2010 te Veenhuizen, in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een weiland, gelegen aldaar aan de [straatnaam 1], heeft weggenomen vee, te weten twee pony's, toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij op 31 maart 2010 in de gemeente Ooststellingwerf tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een weiland, gelegen aldaar bij het [straatnaam 2], heeft weggenomen vee, te weten vijftien schapen, toebehorende aan [slachtoffer 2];
3.
hij op 22 april 2010 te Haulerwijk, in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een weiland, gelegen aldaar achter [bedrijf] aan de [straatnaam 3], heeft weggenomen vee, te weten schapen, toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededaders.
4.
hij op verschillende data en tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 december 2009 in de gemeenten Ooststellingwerf en/of Noordenveld en/of Westerveld, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een weiland heeft weggenomen vee, telkens toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s), te weten
- -
op 23 oktober 2009 te Haulerwijk uit een weiland, gelegen aldaar aan de [straatnaam 4], een aantal schapen, toebehorende aan [slachtoffer 4], en
- -
in de periode van 7 november 2009 tot en met 12 november 2009 te Veenhuizen uit een weiland, gelegen aldaar aan de [straatnaam 5], een aantal schapen, toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- -
op 4 december 2009 bij Veenhuizen uit een weiland, gelegen aldaar aan de Hospitaallaan, een aantal schapen, toebehorende aan [slachtoffer 6] en
- -
op 10 december 2009 te Vledder uit een weiland, gelegen aldaar aan de [straatnaam 7], een aantal schapen, toebehorende aan [slachtoffer 7], en
- -
in de periode van 17 december 2009 tot en met 24 december 2009 te Vledder uit een weiland, gelegen aldaar aan de [straatnaam 8], een aantal schapen, toebehorende aan [slachtoffer 8];
5.
hij in de periode van 31 maart 2011 tot en met 5 april 2011 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] te bewegen tot de afgifte van geld, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als eigenaar van een partij hout en vervolgens met die [slachtoffer 9] afspraken heeft gemaakt over de levering van dat hout en die [slachtoffer 9] een perceel niet gezaagde bomen heeft aangewezen, welke op korte termijn gezaagd en opgehaald moesten worden en zich aldus heeft voorgedaan als bezitter van dat perceel met bomen en vervolgens die [slachtoffer 9] meegedeeld dat hij, verdachte, bij het Tiesingabosje in Oosterwolde ook nog wel een partij hout had liggen, welke partij hij, verdachte, kon leveren voor zeshonderd euro, waarbij hij, verdachte, heeft aangeboden deze partij te komen afleveren bij die [slachtoffer 9] en vervolgens met die [slachtoffer 9] een afspraak heeft gemaakt voor een aanbetaling van driehonderd euro, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Diefstal van vee uit de weide, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2.
Diefstal van vee uit de weide, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3.
Diefstal van vee uit de weide, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4.
Diefstal van vee uit de weide, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
5.
Poging tot oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- -
de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- -
de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- -
de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 november 2012, het psychologisch onderzoek d.d. 18 juli 2011 en het reclasseringsadvies d.d. 27 juli 2011;
- -
de vordering van de officier van justitie;
- -
het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht gevallen van diefstal van schapen en pony’s uit de weide samen met anderen. Ook heeft hij geprobeerd personen op te lichten door partijen hout van een ander aan te bieden.
Door zijn handelen heeft verdachte veel schade toegebracht aan de eigenaren van het vee. Ook heeft hij het vertrouwen beschaamd van mensen voor wie hij gewerkt heeft.
Verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met justitie in verband met misdrijven.
Verdachte is onderzocht door een psychiater, die aangeeft dat hij van jongs af aan beperkt is en functioneert op een kinderlijk en licht verstandelijk gehandicapt niveau. Hij heeft moeite om zijn beperkingen te accepteren en wil bij voorkeur met “de groten” meedoen. Zolang verdachte in een beschermde en duidelijk gestructureerde omgeving verblijft en op zijn eigen niveau wordt benaderd, zal hij redelijk kunnen functioneren. Hij moet wonen in een beschermde woonvorm en dagelijks contact met deskundige begeleiding is noodzakelijk.
De psychiater acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en adviseert een veilige en gestructureerde omgeving, maar ook hulp op enige afstand. Een poliklinisch contact via de AFPN of de polikliniek van Hoeve Boschoord zou binnen een toezicht van de reclassering gerealiseerd moeten worden.
De reclassering geeft in haar advies aan dat verdachte in een 24-uursvoorziening met 24-uursbegeleiding zit. Zij kan zich vinden in het advies van de psychiater dat een reclasseringstoezicht en ambulante behandeling daarnaast nodig is.
De rechtbank is het eens met deze adviezen.
Voor de hoeveelheid feiten die is bewezen verklaard en de ernst van deze feiten legt de rechtbank doorgaans een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. Gelet op de ouderdom van de feiten en de persoon van de verdachte zal de rechtbank de maximale werkstraf opleggen. Daarnaast zal een forse voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met daaraan verbonden een reclasseringstoezicht en een behandelingsverplichting.
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 1.500,00, betreffende de materiële schade, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu deze onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 1.400,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu deze onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Hierbij gaat de rechtbank op grond van de verklaringen van aangever en [getuige 1] ervan uit dat er 40 schapen zijn weggenomen en dat hierbij niet alleen de rode Volkswagen met paardentrailer - met daarin verdachte en [medeverdachte 2] - maar ook een witte vrachtwagen betrokken was. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 3.000,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu dit betrekking heeft op een diefstal, gepleegd in de periode van tussen 23 april 2010 en 25 april 2010, die niet aan verdachte is tenlastegelegd.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 1.830,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank gaat hierbij uit van een bedrag van € 125,00 per gestolen schaap. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu deze onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 8] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 700,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank gaat hierbij uit van 7 gestolen schapen, nu aan de rechtbank niet is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van meer dan zeven schapen van [slachtoffer 8]. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu dit onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21, 9727 KB Groningen;
2.
dat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Polikliniek, op de tijden en plaatsen als door of namens die Ambulante Forensische Polikliniek aan te geven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres 2], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres 3], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.400,00 (zegge: veertienhonderd euro), in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.400,00 (zegge: veertienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [adres 4], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.000,00 (zegge: vierduizend euro), in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 4], te betalen een som geld ten bedrage van € 4.000,00 (zegge: vierduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te [adres 5], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 5], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 5], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], wonende te [adres 6], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.830,00 (zegge: achttienhonderddertig euro), in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 6], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.830,00 (zegge: achttienhonderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 6], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7], wonende te [adres 7], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.560,00 (zegge: vijftienhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 7], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.560,00 (zegge: vijftienhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 7], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8], wonende te [adres 8], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 700,00 (zegge: zevenhonderd euro), in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 8], te betalen een som geld ten bedrage van € 700,00 (zegge: zevenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 8], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2013.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g. | Lootsma-Oude Nijeweme | VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT |
Haisma | de griffier van de rechtbank | |
Woude | te Leeuwarden, | |
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880252-10
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 14 januari 2013
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. M. Haisma en mr. C. Krijger, rechters,
mr. R.G. de Graaf, officier van justitie en
mr. C.L. van der Woude, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.
Ter terechtzitting zijn tevens verschenen de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4].
De behandeling van de zaak tegen de verdachte geschiedt -op praktische gronden- gelijktijdig met de behandeling van de zaak onder parketnummer 17/885184-10 tegen de [medeverdachte 2], nochtans zonder dat deze zaken worden gevoegd.
……………………………
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 28 januari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑01‑2013
De verklaring van verdachte, afgelegd d.d. 15 juni 2010, pagina's 41-43.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], d.d. 11 juni 2010, pagina's 31-32.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL02FW 2010051335, gesloten op 14 juni 2010.
De verklaring van verdachte, afgelegd d.d. 2 juni 2010, pagina's 186-187.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], d.d. 31 maart 2010, pagina's 60-61.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL02FW 2010051335, gesloten op 14 juni 2010.
De verklaring van verdachte, afgelegd d.d. 13 mei 2010, pagina 177.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], d.d. 26 april 2010, pagina's 64-65.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL02FW 2010051335, gesloten op 14 juni 2010.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4], d.d. 30 oktober 2009, pagina's 69-70.
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], d.d. 19 mei 2010, pagina's 134-135.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5], d.d. 20 november 2009, pagina's 77-78.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8], d.d. 4 januari 2010, pagina's 91-92.
De verklaring van [medeverdachte 2], afgelegd d.d. 14 mei 2010, pagina's 233-238.
De verklaring van [medeverdachte 5], afgelegd d.d. 1 juni 2010, pagina's 260-263.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL02FW 2011034220, gesloten op 14 augustus 2011.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9], d.d. 4 april 2010, pagina's 18-20.
Het proces-verbaal van verhoor van H. [getuige 3], d.d. 4 april 2010, pagina's 24-25.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2011, pagina's 26-27.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2011, pagina's 29-32.