Uitvoeringswet internationale inning levensonderhoud
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 26-10-2011
- Bronpublicatie:
29-09-2011, Stb. 2011, 460 (uitgifte: 25-10-2011, kamerstukken: 32617)
- Inwerkingtreding
26-10-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-10-2011, Stb. 2011, 461 (uitgifte: 25-10-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Wet van 29 september 2011 tot uitvoering van het op 23 november 2007 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden (PbEU 2011, L 192/51) en van de verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PbEU L 7/1)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen dat wetgeving nodig is ter uitvoering van het op 23 november 2007 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden (PbEU 2011, L 192/51), van het op 23 november 2007 te 's-Gravenhage gesloten protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen(PbEU 2009, L 331/17) en van de verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PbEU L 7/1);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: