JOR 2008/260
Bestuurdersaansprakelijkheid, onbehoorlijk bestuur, aansprakelijkheid, surseance, faillissementNOM Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij (hierna: NOM) participeert sinds 23 juli 2001 voor 49,9% in het kapitaal van een holdingvennootschap waarvan eiser 2 middellijk en eiser 1 onmiddellijk bestuurder is. Op 31 oktober 2001 heeft NOM een lening van f 3.000.000 aan deze vennootschap verstrekt. Op dezelfde dag worden de statuten aldus gewijzigd dat voor het aanvragen van surseance van betaling de instemming van NOM vereist is. Op 21 mei 2002 wordt niettemin zonder instemming van NOM surseance van betaling aangevraagd en op 22 mei 2002 wordt de surseance omgezet in een faillissement. NOM vordert thans van eisers (als (indirect) bestuurders en meerderheidsaandeelhouders van de vennootschap) vergoeding van de schade ter grootte van de oninbaar geworden lening. De rechtbank respectievelijk het hof hebben eerder geoordeeld dat van een persoonlijk ernstig verwijt geen sprake is respectievelijk dat deze norm niet van toepassing is in de relatie tussen een individuele aandeelhouder en een bestuurder
HR 20-06-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959 (NOM,Willemsen/NOM)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 juni 2008
- Zaaknummer
C06/187HR
- LJN
BC4959
- Roepnaam
NOM
Willemsen/NOM
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC4959, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑06‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC4959, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2008
- Wetingang
Essentie
Artikel 2:9 BW geldt ook in relatie tussen individuele aandeelhouder en bestuurder
Samenvatting
De Hoge Raad oordeelt echter dat artikel 2:9 BW (waarin deze norm is vastgelegd) op deze relatie wel van toepassing is. Het feit dat is gehandeld in strijd met statutaire bepalingen die de individuele aandeelhouder beogen te beschermen, brengt in beginsel aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de individuele aandeelhouder mee, tenzij de bestuurder feiten en omstandigheden stelt op grond waarvan zijn handelen geen ernstig verwijt zou opleveren. Als deze feiten en omstandigheden zijn gesteld dient de rechter deze ook expliciet in zijn oordeel te betrekken. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.