NJ 1956/399
Ambtshalve niet-ontvankelijkverklaring van appèl op grond van berusting.
HR 15-06-1956, ECLI:NL:HR:1956:166
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 juni 1956
- Magistraten
Mrs. Donner, van der Meulen, Hijink, Smits en Dubbink
- Zaaknummer
[15061956/NJ_1956-399]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110182:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1956:166, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑06‑1956
- Wetingang
Essentie
Ambtshalve niet-ontvankelijkverklaring van appèl op grond van berusting.
Samenvatting
De stellige bewoordingen van art. 334 Rv. verplichten den rechter om in geval van berusting de niet-ontvankelijkheid ook ambtshalve uit te spreken. ("Anders: de Adv.-Gen. Langemeijer).
Het Hof heeft op grond van de in zijn arrest omschreven verschijning van eiser bij de comparitie van pp. en van zijn bij die gelegenheid afgelegde verklaringen kunnen beslissen, dat eiser in het vonnis heeft berust.
Klacht over een tegenstrijdigheid in ‘s Hofs arrest mist f. g.
Partij(en)
L. W., wonende te Amersfoort, eiser tot cassatie van een op 15 Dec. 1955 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.