Rb. Almelo, 26-10-2007, nr. 700097-07
ECLI:NL:RBALM:2007:BB6750
- Instantie
Rechtbank Almelo
- Datum
26-10-2007
- Zaaknummer
700097-07
- LJN
BB6750
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALM:2007:BB6750, Uitspraak, Rechtbank Almelo, 26‑10‑2007; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 26‑10‑2007
Inhoudsindicatie
Via internet te koop aanbieden van mobiele telefoons, betalingen ontvangen, maar niet leveren. Abusievelijk overgemaakt bedrag van 20.000 euro voor zichzelf gehouden. Schuldig aan oplichting en verduistering. Achttien maanden celstraf, waarvan tien voorwaardelijk en toewijzing van de civiele vordering van tien benadeelden. De vordering van de man die abusievelijk 20.000 euro had overgemaakt, wordt afgewezen, omdat de voorzieningenrechter hierover al een uitspraak heeft gedaan.
Partij(en)
RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 700097-07 en 18/670664-05 (tul).
STRAFVONNIS
Uitspraak: 26 oktober 2007
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Grave,
terechtstaande -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- terzake dat:
- 1.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2006 tot en met 24 november 2007, althans in of omstreeeks de periode van 16 november 2006 tot en met 16 februari 2006, in de gemeente Enschede, althans (elders) in Nederland, opzettelijk 20.000 euro, althans (een) geld(sbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) 20.000 euro, althans geld(sbedrag), althans goed, verdachte anders dan door misdrijf, te weten door abusievelijke of onverschuldigde overschrijving of overboeking (van de bankrekening van die [benadeelde 1]), althans bijschrijving, op zijn, verdachte's, bankrekening, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
- 2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 november 2006, in de gemeente(n) Enschede, Spijkenisse, Graafstroom (te Goudriaan), Amsterdam, Maarssen, Groningen, Epe (te Emst), Amstelveen, Lelystad, Wierden, Tilburg, Zwolle, Veghel, Rotterdam (te Hoek van Holland) en/of De Bilt, althans (elders) in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelden 1 t/m 14] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geld(sbedrag), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een of meer advertentie(s) op het internet geplaats en/of in die advertentie(s) een of meer (mobiele) telefoons te koop aangeboden en/of – naar aanleiding van die advertentie(s) - telefonisch of via e-mail en/of via internet overleg gevoerd en/of gesproken met genoemde perso(o)n(en) over de levering en/of de prijs van die (mobiele) telefoon(s) en/of met genoemde perso(o)n(en) overeengekomen dat de (mobiele) telefoon(s) voorafgaand aan de levering betaald zou(den) worden en/of dat de (mobiele) telefoon(s) geleverd zou(den) worden geleverd zodra verdachte het geld had ontvangen, waardoor die genoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
- 3.
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2001 tot en met 30 april 2005 in de gemeente(n) Midden-Drenthe en/of Enschede en/of Oldenzaal en/of Alkmaar en/of Assen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) formulier van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen ("opvragen gegevens"), waarop (onder meer) moest worden opgegeven of hij, verdachte, had gewerkt en/of hij naast zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering nog andere inkomsten had ontvangen - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, deze formulieren gebruikte ten behoeve van zijn uitkering op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten en of zijn uitkering op grond van de Toeslagenwet bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op het/de genoemde formulier(en) werd vermeld dat verdachte niet had gewerkt en/of dat verdachte geen inkomsten naast zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering had ontvangen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2001 tot en met 30 april 2005 in de gemeente(n) Midden-Drenthe en/of Enschede en/of Oldenzaal en/of Alkmaar en/of Assen, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 62 van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten en/of artikel 12 van de Toeslagenwet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten zijn, verdachte's recht op een uitkering krachtens de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten en/of krachtens de Toeslagenwet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte niet (alle) verrichte werkzaamheden en/of (alle) ontvangen inkomsten gemeld;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 3 eerste onderdeel is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met name is niet bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste formulieren.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 t/m sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij in de periode van 16 november 2006 tot en met 24 november 2006, in de gemeente Enschede, opzettelijk 20.000 euro, toebehorende aan [benadeelde 1], welke 20.000 euro verdachte anders dan door misdrijf, te weten door abusievelijke of onverschuldigde overboeking (van de bankrekening van die [benadeelde 1]), op zijn, verdachte's, bankrekening, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
- 2.
hij in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 november 2006, in de gemeenten Enschede, Spijkenisse, Graafstroom (te Goudriaan), Amsterdam, Maarssen, Groningen, Epe (te Emst), Amstelveen, Lelystad, Wierden, Tilburg, Zwolle, Veghel, Rotterdam (te Hoek van Holland) en/of De Bilt, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelden 1 t/m 14] heeft bewogen tot de afgifte van een geldsbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een of meer advertentie(s) op het internet geplaatst en/of in die advertentie(s) mobiele telefoons te koop aangeboden en – naar aanleiding van die advertentie(s) - telefonisch of via e-mail en via internet overleg gevoerd en/of gesproken met genoemde personen over de levering en de prijs van die mobiele telefoons en met genoemde personen overeengekomen dat de mobiele telefoons voorafgaand aan de levering betaald zouden worden en dat de mobiele telefoons geleverd zouden worden zodra verdachte het geld had ontvangen, waardoor die genoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
- 3.
hij in de periode van 1 april 2004 tot en met 30 april 2005 in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 62 van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten en/of artikel 12 van de Toeslagenwet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachte’s recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten zijn, verdachte's recht op een uitkering krachtens de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten en/of krachtens de Toeslagenwet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte niet alle verrichte werkzaamheden en/of alle ontvangen inkomsten gemeld;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 het misdrijf:
"Verduistering",
strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht;
wat betreft sub 2 het misdrijf:
"Oplichting, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 3 het misdrijf:
“In strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking”, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 227b juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, proeftijd 2 jaren met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering Nederland en met verbeurdverklaring van de nummers 1,2, 4 en 7 en teruggave aan verdachte van de nrs. 3, 5 en 6 (zie lijst van inbeslaggenomen goederen) en met toewijzing van alle civiele vorderingen (met uitzondering van de civiele vordering van Ros) en telkens met oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel en met tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf (vord. tul. parketnummer 670664-05).
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft in een relatief kort tijdsbestek een aanmerkelijk aantal personen opgelicht door hen geld te laten betalen voor een mobiele telefoon, die hij niet kon leveren. Verdachte handelde uit puur winstbejag en vele personen (zeker 35 personen) zijn daardoor financieel benadeeld.
Nadat abusievelijk een bedrag van € 20.000,= op zijn rekening was gestort heeft verdachte zich dat geld onmiddellijk willen toe-eigenen, hetgeen hem “slechts” gedeeltelijk is gelukt. Ook dat feit, de verduistering van die € 20.000,=, rekent de rechtbank verdachte ernstig aan. Bovendien heeft verdachte gedurende een periode van zo’n 12 maanden welbewust ten onrechte een uitkering ontvangen, waardoor een nadeel is ontstaan van ongeveer € 12.000,=.
Verdachte is op 23 februari 2006 door de meervoudige strafkamer in Groningen ter zake soortgelijke feiten als de onderhavige veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk.
Kort na het uitzitten van die straf heeft verdachte de onderhavige feiten (sub 1 en sub 2) gepleegd. De in voornoemde straf gelegen forse waarschuwing heeft hem er niet van weerhouden deze feiten te plegen.
Die zeer snelle recidive rekent de rechtbank verdachte ook ernstig aan.
Omtrent verdachte is gerapporteerd op 5 oktober 2007 door de GZ-psycholoog drs. H.A. Stierum. De deskundige verklaart omtrent de aanbevelingen: “Om recidive te voorkomen adviseer ik een verplicht reclasseringscontact op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Betrokkene dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven. Gezien de ernst van de problematiek van betrokkene zou een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek overwogen kunnen worden. Betrokkene zal moeten leren omgaan met zijn beperkingen. Hij moet leren zijn impulsiviteit te reguleren, niet alles te externaliseren en leren zich enigszins te hechten aan iemand”. “Aan de andere kant is betrokkene weinig gemotiveerd voor een dergelijke behandeling en heeft betrokkene, gezien zijn problematiek, een slechte behandelprognose. Een alternatief zou zijn betrokkene gewoon af te straffen en een verplicht reclasseringscontact op te leggen met daarin aandacht voor maatschappelijke problematiek zoals het zoeken van woonruimte en een (vaste) baan. Ook zal betrokkene er van weerhouden moeten worden om een internet bedrijf op te starten. De reclassering zou hier mogelijk toezicht op kunnen houden”.
De inhoud van dat rapport dient - voor zover hiervoor niet is weergegeven - als hier ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusie van die deskundige, te weten dat verdachte licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar is, over en maakt die tot de hare.
Omtrent verdachte is op 4 juni 2007 gerapporteerd door de reclasseringswerker mevrouw M.S. Blank. Bij de vaststelling van na te melden straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van dat rapport.
Gelet op al het bovenstaande en ter norminprenting en normhandhaving, is naar het oordeel van de rechtbank, een gevangenisstraf als na te melden thans passend.
De rechtbank overweegt verder dat de onder verdachte inbeslaggenomen bankpassen en mobiele telefoon, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen de feiten 1 en 2 zijn begaan of zijn voorbereid.
Bij de verbeurdverklaring heeft de rechtbank op de voet van artikel 24 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank heeft daarbij - gelet op de bewezenverklaring van feit 3 - op de voet van het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, een eerdere veroordeling van verdachte in rekening gebracht, te weten: het vonnis van de rechtbank te Groningen van 23 februari 2006, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk.
Civiele vorderingen
De rechtbank overweegt dat [benadeelde 1], ter zake van feit 1, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier ter terechtzitting als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij tot een bedrag van € 12.373,83 te vermeerderen met de kosten, begroot op € 4.070,66.
De rechtbank overweegt dienaangaande:
Op 22 december 2006 heeft de voorzieningenrechter in Almelo vonnis gewezen in de zaak van die [benadeelde 1] tegen verdachte.
De thans door [benadeelde 1] ingediende civiele vordering gaat over hetzelfde feit (te weten de onverschuldigde betaling door Bekker aan verdachte van een bedrag van
€ 20.000,=). Weliswaar dient elke vordering die door een eiser wordt ingediend, ook beoordeeld te worden, ook al betreft het dezelfde procespartijen en ook al worden dezelfde vorderingen ingediend op dezelfde grondslag, doch artikel 236 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat beslissingen, die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis in een ander rechtsgeschil tussen dezelfde partijen bindende kracht hebben.
De rechtbank is van oordeel dat het in dit geschil over hetzelfde feit gaat, waarover de voorzieningen rechter al bij voornoemd vonnis van 22 december 2006 heeft beslist. Hetgeen daar is overwogen en beslist staat tussen partijen vast, zodat de civiele vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] dient te worden afgewezen.
De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelden 2 t/m 11] en [benadeelde 15], allen ter zake van feit 2 zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier ter terechtzitting als benadeelde partij hebben gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij [benadeelde 15] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar civiele vordering, aangezien het feit waarop die vordering betrekking heeft niet aan verdachte is tenlastegelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de overige - door verdachte erkende - civiele vorderingen geheel gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de overig overgebleven benadeelde partijen door het bewezen verklaarde feit sub 2 rechtstreeks schade is toegebracht.
De schade bedraagt de gevorderde bedragen, zodat die vorderingen toewijsbaar zijn.
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 dan wel feit 2 is toegebracht.
De na te melden straf en maatregelen zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging wegens recidive, betreffende parketnummer 670664-05.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Almelo van 16 mei 2007 tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Groningen van 23 februari 2006 opgelegde voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, van oordeel dat die vordering behoort te worden toegewezen, nu is gebleken dat de veroordeelde [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd meermalen aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- R.
E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het sub 1, 2 en 3 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van achttien (18) maanden.
Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot acht (8) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op drie jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
De veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens mevr. M.S. Blank (dan wel haar plaatsvervanger/ster) van de Reclassering Nederland, regio ‘s Hertogenbosch, ook wanneer de aanwijzingen zullen inhouden dat de veroordeelde zich, gedurende een periode die de proeftijd niet te boven gaat, ambulant moet laten behandelen. Veroordeelde moet er bovendien (op deugdelijke wijze) voor te zorgen dat die mevr. M.S. Blank (of haar plaatsvervanger/ster) voortdurend op de hoogte is van zijn werkelijke woon- of verblijfplaats, met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen bankpassen en mobiele telefoon.
Veroordeelt verdachte, ter zake van het bewezen feit sub 2 tot betaling aan de benadeelde partijen:
[benadeelde 2], [adres], van een bedrag groot € 100,=;
[benadeelde 3], [adres], van een bedrag groot € 87,50;
[benadeelde 4], [adres], van een bedrag groot € 60,=;
[benadeelde 5], [adres], van een bedrag groot € 100,=;
[benadeelde 6], [adres], van een bedrag groot € 50,=;
[benadeelde 7], [adres], van een bedrag groot
€ 62,50;
[benadeelde 8], [adres], van een bedrag groot € 50,=;
[benadeelde 9], [adres], van een bedrag groot € 80,=;
[benadeelde 10], [adres], van een bedrag groot
€ 100,=.
[benadeelde 11], [adres], van een bedrag groot € 100,=.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door die benadeelde partijen gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt telkens de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit sub 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van de hiervoor vermelde bedragen en telkens ten behoeve van de daarbij genoemde benadeelde partij, telkens met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast en wel als volgt:
[benadeelde 2]: 2 dagen
[benadeelde 3]: 1 dag
[benadeelde 4]: 1 dag
[benadeelde 5]: 2 dagen
[benadeelde 6]: 1 dag
[benadeelde 7]: 1 dag
[benadeelde 8]: 1 dag
[benadeelde 9]: 1 dag
[benadeelde 10] 2 dagen
[benadeelde 11]: 2 dagen.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee telkens de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, telkens als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: [benadeelde 15], [adres] in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat die benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Wijst af de civiele vordering van voornoemde benadeelde partij [benadeelde 1], [adres].
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: drie brieven en een laptop, aan verdachte.
Betreffende parketnummer: 670664-05.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Groningen van 23 februari 2006, te weten van acht (8) maanden gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Teekman en mr. Bordenga, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 oktober 2007.