F. Bakker, Valsheid in geschrift, Arnhem 1985, p. 104, 105.
HR (P-G), 07-09-2010, nr. S 09/00145
ECLI:NL:PHR:2010:BN6801
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
07-09-2010
- Zaaknummer
S 09/00145
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BN6801
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BN6801, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 07‑09‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN6801
Conclusie 07‑09‑2010
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft verdachte op 31 december 2008 ter zake van ‘opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand.
Voorts heeft het Hof de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen voorwerp verklaard zoals omschreven in het bestreden arrest.
2.
Namens verdachte heeft mr. S. de Kluiver, advocaat te 's‑Gravenhage, cassatie ingesteld. Mr. T. Scholtus, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.
Het middel valt uiteen in twee klachten, in de schriftuur weergegeven als de middelen 1a en 1b, die achtereenvolgens zullen worden behandeld.
4.
Middel 1a bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte opzettelijk van het vervalste paspoort heeft gebruik gemaakt.
5.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘hij op 29 mei 2006 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals Spaans rijbewijs (nummer [001]), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat geschrift en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij dat rijbewijs ter identificatie heeft overhandigd aan [verbalisant 1], agent van politie, en aan [verbalisant 2], hoofdagent van politie, en bestaande die valsheid hierin dat:
- —
afwijkende druk-/reproductietechnieken zijn gebruikt en;
- —
de boekdruk (hoogdruk) ontbreekt en;
- —
de originele vezelminutering in het papier ontbreekt en;
- —
het originele watermerk in het papier ontbreekt, althans is nagebootst en;
- —
bij aanstraling met UV-licht een onjuiste, althans afwijkende reactie optreedt en;
- —
de wijze van personalisering afwijkt en;
- —
de stempeldruk afwijkt.’
6.
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank bevestigd en overwogen dat de behandeling in hoger beroep het Hof niet heeft gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de rechter in eerste aanleg. Desondanks heeft het Hof een aanvulling met bewijsmiddelen aan het arrest toegevoegd. Dat is opmerkelijk nu er sprake is van een volledige bevestiging. Dat kan geen andere betekenis hebben dan dat ook geldt voor bewezenverklaring en bewijsmiddelen. De aanvulling bewijsmiddelen houdt in de in het vonnis waarvan beroep vermelde processen-verbaal en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 september 2007. Het vonnis van de rechtbank vermeldt onder het kopje gebezigde bewijsmiddelen: de hiervoor onder 1.1. en 1.2. vermelde processen-verbaal en het hiervoor onder 1.3. vermelde rapport. Daarmee komt de vraag op of in de aanvulling sprake is van een omissie. De Rechtbank heeft immers het rapport niet uitdrukkelijk gekwalificeerd als een proces-verbaal. Nu in cassatie niet wordt geklaagd over deze omissie neem ik maar aan dat het Hof met de bevestiging eveneens bedoeld heeft het rapport tot de bewijsmiddelen te doen behoren.
1.1.
het proces-verbaal van staandehouding en overbrenging art. 50 lid 1 en 2 van de Vreemdelingenwet, van de politie Haaglanden, nr, PL1573/2006/9003-2, als bijlage gevoegd bij het onder 2. genoemde proces-verbaal, d.d. 29 mei 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in — zakelijk weergegeven — als relaas van deze opsporingsambtenaren (blz. 16–17):
Op maandag 29 mei 2006 zagen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], In burger gekleed, rijdend in een onopvallend surveillance voertuig, betrokkene rijden in een personenauto op de Prins Bernhardlaan te Voorburg. Wij zagen dat betrokkene met een snelheid reed van 80 km per uur alwaar 50 km per uur is toegestaan en wij zagen dat betrokkene een driekleurig roodlicht uitstralend verkeerslicht negeerde. Wij hebben betrokkene zijn voertuig doen stilhouden. Wij, verbalisanten, vorderden betrokkene inzage in het rijbewijs ter controle op de naleving van de gestelde regels van de Wegenverkeerswet 1994. Betrokkene overhandigde ons een op zijn naam staand Spaans rijbewijs.
1.2.
het proces-verbaal van aanhouding van de politie Haaglanden, nr. PL 1573/2006/9025-5, als bijlage gevoegd bij het onder 2. genoemde proces-verbaal, d.d. 29 mei 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in — zakelijk weergegeven — als relaas van deze opsporingsambtenaren (blz. 12 – 14):
Wij verbalisanten waren belast met de afhandeling van de signalering. Wij zagen dat in de fouillering van de verdachte een Spaans rijbewijs lag. Wij zagen dat hierop een foto van de verdachte stond en dat hierop tevens de personalia waren vermeld die de verdachte had opgegeven. Wij zagen dat een stempel, die normaal ook gedeeltelijk over de foto heen staat, nu niet op de foto stond gedrukt, maar kennelijk eronder. Wij kregen het vermoeden dat het rijbewijs vals was en hebben een onderzoek ingesteld. Ik, verbalisant [verbalisant 4], ben met het rijbewijs naar de afdeling falsificaten gegaan. Ik sprak daar met collega [verbalisant 5], hij bekeek het rijbewijs onder een microscoop. Hij verklaarde mij dat hij kon zien dat het rijbewijs onder een printer was gefabriceerd. Het rijbewijs was dus vals.
Het volgende goed werd in beslag genomen: Spaans rijbewijs, documentnummer [001], afgegeven door […].’
1.3.
een rapport, te weten een rapport van de Technische Recherche, afdeling falsificaten, welk rapport — zakelijk weergegeven — onder meer inhoudt: Op 29 mei 2006 werd het navolgende stuk ter onderzoek ontvangen: Spaans rijbewijs nummer [001] ten name van [verdachte]. geboren [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats].Bij vergelijking van de kenmerken van het ter onderzoek aangeboden document met de kenmerken van een soortgelijk origineel document is vastgesteld dat een aantal kenmerken significant afwijken zoals:
- —
de afwijkende gebruikte druk-/reproductietechnieken;
- —
het ontbreken van de boekdruk (hoogdruk);
- —
het ontbreken van de originele vezelminutering in het papier;
- —
het ontbreken c.q. de nabootsing van het originele watermerk In het papier;
- —
de onjuiste reactie c.q. afwijkende reactie bij aanstraling met UV-licht;
- —
afwijkingen in de wijze van personalisering;
- —
afwijkende stempeldruk.
Op grond van deze onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat het aangeboden rijbewijs, voorzien van nummer [001] vals is.
7.
Volgens de toelichting op middel 1a moet uit de bewijsmiddelen blijken dat bij de verdachte wetenschap van het vals zijn van het rijbewijs heeft bestaan. Het enkele kijken naar het rijbewijs levert hooguit een vermoeden op van vals zijn; pas na verder onderzoek is bij verbalisanten gebleken dat het rijbewijs vals was.
8.
Dat verdachte zijn rijbewijs bewust heeft gebruikt staat niet ter discussie. Evenmin is er in het licht van bewijsmiddel 1.3. discussie over de vraag of het om een falsificaat ging. Vraag is echter of hij bij dat gebruik wist dat het vals was. Die wetenschap blijkt niet uitdrukkelijk uit de bewijsmiddelen. In het kader van de behandeling in hoger beroep heeft verdachte zelf gestaafd met argumenten de wetenschap ontkend. Samengevat komt het er op neer dat hij gelet op zijn Marokkaanse rijbewijs in Spanje in aanmerking kwam voor een Spaans paspoort en dat op een volgens hem legale wijze heeft verkregen. Het Hof laat zich met dat standpunt van verdachte in het arrest verder in het geheel niet in. Over het achterwege blijven van een reactie op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt wordt niet geklaagd en dat zou kunnen samenhangen met de omstandigheid dat de raadsman in hoger beroep het standpunt van verdachte niet heeft herhaald en er dus ook geen handen en voeten aan heeft gegeven.
9.
De vraag die aan de orde is dus of het opzet op het gebruik van het vervalste rijbewijs af te leiden is uit de bewijsmiddelen. De ondergrens van het opzet wordt hier genaderd, zo niet overschreden. Gelet op HR 25 maart 2003, LJN AE9049, NJ 2003, 552 m.nt. Buruma moet bij die ondergrens het volgende in aanmerking worden genomen: ‘De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.’ De aard van de gedraging en de omstandigheden zouden hier dan moeten blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen. Nog anders gezegd, kan in onderhavige zaak het bewijs van die opzet bij gebreke van een (impliciete) verklaring van de verdachte uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid.1. Was nu in het bijzonder gelet op bewijsmiddelen 1.2. en 1.3. evident dat het om een vervalsing ging? Ik heb gelet op bewijsmiddel 1.2. aarzeling. Geredeneerd kan worden dat het kennelijk zo evident niet deugde dat de eerste de beste verkeersagent al kon vermoeden dat het een falsificaat was op basis van een verkeerd geplaatst stempel. Denkbaar is ook dat gezegd wordt dat kennelijk de agenten die tot taak hebben op de echtheid van documenten in het verkeer te letten gelet op hun relaas in 1.2. maar een enkele aanwijzing voor een falsificaat vonden en nader onderzoek geboden achten. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, acht ik het mede in het licht van het door de verdachter ter zitting in hoger beroep ingenomen standpunt niet zonder meer begrijpelijk uit de bewijsmiddelen af te leiden dat er sprake is van het vereiste bewijs van wetenschap van het falsificaat. Het had nogal voor de hand gelegen dat het Hof zelfstandige vaststellingen had gedaan omtrent de aard en kenbaarheid van de vervalsing. In cassatie is voor dergelijke vaststellingen geen plaats.
10.
Volgens (de toelichting op) middel 1b is de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 september 2007, waarnaar in de aanvulling bewijsmiddelen behorende bij het door het Hof bevestigde vonnis wordt verwezen, niet redengevend voor de bewezenverklaring omdat de politierechter ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 september 2007 tegen de niet verschenen verdachte verstek heeft verleend.
11.
Het middel klaagt terecht over de redengevendheid van het gebruik van de verklaring van de verdachte. Inderdaad is ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 september 2007 verstek verleend tegen de verdachte. Zelfs ervan uitgaande dat de verwijzing naar de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg in plaats van in hoger beroep moet worden beschouwd als een kennelijke verschrijving, en het Hof kennelijk de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep tot het bewijs had willen bezigen, bevat die verklaring zoals al gezegd nu juist geen erkenning van het opzet. Dat betekent dat in die lezing een evident niet redengevend bewijsmiddel is opgenomen. Middel 1b is derhalve eveneens terecht voorgesteld.
12.
Het middel slaagt.
13.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugverwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's‑Gravenhage teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑09‑2010