NJ 1931, p. 1431
Onteigening van een pand, waarin een slagerij met winkel was gevestigd. Overlijden van den oorspr. gedaagde vóór het wijzen van het vonnis, doch nadat de zaak in staat van wijzen was. Wie in cassatie moeten worden gedagvaard. Verkapte bedrijfsschade
HR 25-08-1931, ECLI:NL:HR:1931:345, m.nt. Prof. E. M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 augustus 1931
- Magistraten
(Mrs. Visser, Schepel, Kirberger, Polak, Meckmann.)
- Zaaknummer
[251931/NJ_1931,_p._1431]
- Conclusie
Mr. Tak
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS152444:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1931:345, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑08‑1931
- Wetingang
Essentie
Onteigening van een pand, waarin een slagerij met winkel was gevestigd. Overlijden van den oorspr. gedaagde vóór het wijzen van het vonnis, doch nadat de zaak in staat van wijzen was. Wie in cassatie moeten worden gedagvaard. Verkapte bedrijfsschade
Samenvatting
Het vonnis is terecht gewezen tusschen eischer en den oorspronkelijken gedaagde. Onder deze omstandigheden had eischer de dagvaarding in cassatie te doen aan diens gezamenlijke erfgenamen in ééns, zonder uitdrukking van namen of woonplaatsen, ter laatste woonplaats van, den overledene. De dochter, (beweerde eenige erfgename) en hare echtgenoot waren geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.