Einde inhoudsopgave
Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2020
- Bronpublicatie:
22-05-2019, Stb. 2019, 215 (uitgifte: 14-06-2019, kamerstukken: 34858)
- Inwerkingtreding
01-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-03-2020, Stb. 2020, 97 (uitgifte: 20-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie en Veiligheid
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
1.
De instelling behoeft de instemming van de cliëntenraad voor elk door haar voorgenomen besluit inzake:
- a.
de medezeggenschapsregeling, de regeling, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, alsmede andere voor cliënten geldende regelingen;
- b.
een profielschets voor het benoemen van personen als bedoeld in artikel 15 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
- c.
de procedure voor het opstellen en bespreken van zorgplannen;
- d.
het algemene beleid ter zake van kwaliteit, veiligheid en hygiëne;
- e.
het algemene beleid ter zake van de toelating van cliënten tot de zorgverlening en beëindiging daarvan;
- f.
het algemene beleid ter zake van voedingsaangelegenheden, geestelijke verzorging, recreatiemogelijkheden of ontspanningsactiviteiten en maatschappelijke bijstand, indien het een instelling betreft waarin cliënten gedurende het etmaal kunnen verblijven;
- g.
een sociaal plan voor cliënten in geval van een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling die erop is ingericht cliënten langdurig te laten verblijven;
- h.
de inrichting van voor de zorgverlening bestemde ruimtes bij ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling die erop is ingericht cliënten langdurig te laten verblijven, en
- i.
de selectie en benoeming van personen die de cliëntenraad de onafhankelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 6, derde lid, zullen verlenen.
2.
Indien de instelling meerdere cliëntenraden heeft, geldt het eerste lid slechts voor die cliëntenraad of cliëntenraden, die ingevolge de medezeggenschapsregeling bevoegd zijn om met het desbetreffende voorgenomen besluit in te stemmen.
3.
De instelling legt het te nemen besluit schriftelijk aan de cliëntenraad voor op een zodanig tijdstip dat de cliëntenraad redelijkerwijs genoeg tijd heeft zich een goed oordeel ter zake te vormen.
4.
De cliëntenraad onthoudt zijn instemming niet dan nadat daarover, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, ten minste eenmaal met de instelling overleg is gepleegd. De cliëntenraad deelt zijn beslissing zo spoedig mogelijk schriftelijk, in geval van het onthouden van de instemming met redenen omkleed, aan de instelling mee.
5.
Zo spoedig mogelijk na het ontvangen van de beslissing van de cliëntenraad geeft de instelling daar een reactie op.
6.
Indien de instelling voor het voorgenomen besluit geen instemming van de cliëntenraad heeft verkregen, kan zij de commissie van vertrouwenslieden toestemming vragen om het besluit te nemen. De commissie geeft slechts toestemming indien:
- a.
de beslissing van de cliëntenraad om geen instemming te geven onredelijk is, of
- b.
het voorgenomen besluit van de instelling gevergd wordt om zwaarwegende redenen.
7.
Een besluit als bedoeld in het eerste lid, genomen zonder de instemming van de cliëntenraad of de toestemming van de commissie van vertrouwenslieden is nietig indien de cliëntenraad tegenover de instelling schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft gedaan. De cliëntenraad kan slechts een beroep op de nietigheid doen binnen een maand nadat de instelling hem haar besluit heeft medegedeeld dan wel, bij gebreke van deze mededeling, de cliëntenraad is gebleken dat de instelling uitvoering of toepassing geeft aan haar besluit.
8.
Indien de medezeggenschapsregeling wordt vastgesteld of gewijzigd en er geen cliëntenraad is ingesteld of functioneert, behoeft de instelling voor het besluit tot vaststelling of wijziging van de medezeggenschapsregeling de instemming van een representatief te achten delegatie van cliënten of hun vertegenwoordigers dan wel van een representatief te achten organisatie van cliënten. De betrokken delegatie of organisatie wordt in dat geval voor de toepassing van het derde tot en met zevende lid, en artikel 14, eerste, derde, vierde, achtste en tiende lid, aangemerkt als cliëntenraad, voor zover het besluiten betreft omtrent de medezeggenschapsregeling.