Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/3.1:3.1 Inleiding
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/3.1
3.1 Inleiding
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS589852:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk 2 heb ik de bestaande renteaftrekbeperkingen ingedeeld in drie nader te behandelen categorieën. In dit hoofdstuk staat de eerste groep renteaftrekbeperkingen centraal: leningen die kwalificeren als een van de geformuleerde uitzonderingen in HR 27 januari 1988, BNB 1988/217. Dit arrest en de drie hierin benoemde uitzonderingen (schijn, deelnemerschap en bodemloze put), komen in dit hoofdstuk uitgebreid aan de orde.
In paragraaf 3.2 behandel ik eerst de systematiek van BNB 1988/217. Vervolgens besteed ik aandacht aan de in dat arrest geformuleerde uitzonderingen schijn (paragraaf 3.3), deelnemerschap (paragraaf 3.4) en bodemloze put (paragraaf 3.5). Ik ga voor ieder van deze drie uitzonderingen in op de vraag wanneer rente in aftrek wordt geweigerd, en hoe is vormgegeven aan deze weigering. Hierbij probeer ik voor iedere uitzondering toepassingsvoorwaarden te formuleren aan de hand van de jurisprudentie, en schets ik tevens de achtergrond van de drie uitzonderingen. Vervolgens onderwerp ik deze renteaftrekbeperkingen in paragraaf 3.6 aan een beoordeling aan de hand van het in paragraaf 1.3.2 geschetste toetsingskader. Dit houdt in dat de afzonderlijke renteaftrekbeperkingen (primair) worden getoetst op rechtvaardigheid, effectiviteit en efficiëntie.1 Ik sluit dit hoofdstuk in paragraaf 3.7 af met een conclusie.
Tussen de per 1 januari 2002 ingevoerde regelgeving over hybride leningen (art. 10, lid 1, onderdeel d, Wet Vpb 1969) en één van de in BNB 1988/217 onderscheiden categorieën – de deelnemerschapslening – bestaat een nauw verband.2 De wetgeving aangaande hybride leningen staat centraal in hoofdstuk 4. Vanwege deze relatie tussen BNB 1988/217 en art. 10, lid 1, onderdeel d, vindt de in hoofdstuk 1 geformuleerde secundaire toets (deelnemingsvrijstelling, dividendbelasting, verdragen en EU-recht) voor deze renteaftrekbeperkingen gezamenlijk plaats in hoofdstuk 5.