NJ 1963/27
Uit aantekening van het mondeling vonnis van de Ktr. staat niet voldoende vast in hoeverre de inhoud van het p.-v. van de opsporingsambtenaar is gebezigd voor het bewijs van het aan req. onder 1 telastegelegde.
HR 19-06-1962, ECLI:NL:HR:1962:143, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 juni 1962
- Magistraten
Mrs. Feber, Westerouen van Meeteren, Kazemier [Rapp.], Eijssen, de Meijere
- Zaaknummer
[19061962/NJ_1963-27]
- Conclusie
Mr. Moons
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS139527:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1962:143, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑06‑1962
- Wetingang
Essentie
Uit aantekening van het mondeling vonnis van de Ktr. staat niet voldoende vast in hoeverre de inhoud van het p.-v. van de opsporingsambtenaar is gebezigd voor het bewijs van het aan req. onder 1 telastegelegde.
Samenvatting
Blijkens de aantekening van het mondeling vonnis van de Ktr. is onder het hoofd „Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring" onder meer vermeld: „De inhoud van het hiervoren vermeld ambtsedig p.-v. opgemaakt door de verbalisant P. v. d. Spek voorzover de verklaring van verbalisant daarin op eigen waarneming of wetenschap berust en het telastegelegde feit betreft". Mede gelet op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.