Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/9.3.1:9.3.1 Algemeen
Archief
Smartengeld 1998/9.3.1
9.3.1 Algemeen
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De wetgever heeft het recht op smartengeld als 'hoogst persoonlijk' gekwalificeerd en heeft in dat verband bepaalde beperkingen gesteld aan de overgang van en het beslag op dat recht. Deze zijn in het tweede lid van artikel 6:106 aldus verwoord:
'Het recht op een vergoeding, als in het vorige lid bedoeld, is niet vatbaar voor overgang en beslag, tenzij het bij overeenkomst is vastgelegd of ter zake een vordering in rechte is ingesteld. Voor overgang onder algemene titel is voldoende dat de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken.'
Daartoe werd in de Toelichting Meijers1 aangevoerd:
'De vraag rijst of het bijzondere doel waarmee de vergoeding wordt toegekend, niet medebrengt dat voor de aanspraak op de vergoeding andere regels moeten gelden dan voor gewone geldvorderingen. Het ontwerp beantwoordt deze vraag bevestigend. Er is geen reden waarom uit het door het slachtoffer ondergane leed nog kapitaal geslagen kan worden als de vergoeding niet meer kan dienen om zijn leed te verzachten of hem genoegdoening te verschaffen. De aanspraak moet daarom niet overgaan op de erfgenamen van het slachtoffer. Voorts brengt het persoonlijk karakter van de aanspraak mee, dat zij niet in de huwelijksgemeenschap moet vallen en niet overdraagbaar en niet voor beslag vatbaar moet zijn. Daarom bepaalt het ontwerp, dat de aanspraak niet vatbaar is voor overgang en beslag. Is de aanspraak echter bij overeenkomst vastgelegd of heeft de benadeelde ter zake een vordering ingesteld, dan behoren deze beperkingen te vervallen.'
Het soepeler vereiste ten aanzien van overgang onder algemene titel (mededeling aan de wederpartij) is na een suggestie daartoe van de kamercommissie2 - na aanvankelijke afwijzing3 - eerst op een later tijdstip toegevoegd.4 Hierna zal worden bezien wat de door artikel 6:106 lid 2 opgeworpen beperkingen meer concreet inhouden en wat het bereik is van de bepaling. Daarbij zal tevens aandacht worden besteed aan de in de parlementaire geschiedenis gehanteerde argumenten voor het opwerpen van de in artikel 6:106 lid 2 neergelegde beperkingen. Vervolgens zal worden bezien of de huidige regeling bevredigend is.