CBb, 25-05-2021, nr. 21/65
ECLI:NL:CBB:2021:521
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
25-05-2021
- Zaaknummer
21/65
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2021:521, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 25‑05‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 25‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Weigering TVL. De SBI-codes die op de peildatum in het handelsregister stonden staan niet op de lijst in de bijlage bij de TVL. Ook de bedrijfsomschrijving is niet te koppelen aan een code op de lijst in de bijlage bij de TVL. Verweerder heeft voldoende maatwerk geleverd. De verantwoordelijkheid voor een correcte inschrijving van de bedrijfsactiviteiten ligt bij de onderneming. Beroep ongegrond.
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 21/65
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 mei 2021 in de zaak tussen
Financial Content B.V., te Weesp, appellante
(gemachtigde: mr. T.C. Warnsinck)
en
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
(gemachtigden: mr. P.J. Kooiman en mr. J.J. Scholtes).
Procesverloop
Bij besluit van 25 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder appellantes aanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) afgewezen.
Bij besluit van 16 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2021. Namens appellante zijn verschenen [naam] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
2. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de TVL.
3. Over de onderneming van appellante waren op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-codes 62.09 (Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie) en 63.12 (Webportals) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘Het verzorgen van internetdiensten en websites’.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de SBI-codes waarmee appellante op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister niet zijn opgenomen in de bijlage bij de TVL. In bezwaar heeft verweerder onderzocht of met toepassing van artikel 2, derde lid, van de TVL een uitzondering kon worden gemaakt. De bedrijfsomschrijving op 15 maart 2020 kan volgens verweerder echter niet worden gekoppeld aan een SBI-code die wel in aanmerking komt voor subsidie in het kader van de TVL. Verder geeft de TVL verweerder geen ruimte om op basis van feitelijke bedrijfsactiviteiten subsidie te verlenen. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt appellante
5. Appellante voert aan dat de destijds door de KvK toegekende SBI-codes niet langer de lading van de feitelijke activiteiten dekken. Zij heeft destijds geen aandacht besteed aan de toegekende codes en in de loop der jaren haar werkzaamheden uitgebreid en gewijzigd. Inmiddels haalt appellante bijna 70% van haar omzet uit het organiseren van beurzen. Die activiteit valt wel onder de TVL, namelijk onder SBI-code 82.30. Appellante heeft de KvK verzocht de SBI-codes aan te passen. Uit de door appellante in verband daarmee overgelegde stukken heeft de KvK geconcludeerd dat haar activiteitenomschrijving vanaf de inschrijving onjuist geregistreerd heeft gestaan. Het had op de weg van verweerder gelegen om verder te kijken dan de SBI-codes alleen en maatwerk te leveren, te meer omdat appellante in financiële nood verkeert. Dat maatwerk heeft verweerder ten onrechte nagelaten. Ter zitting heeft appellante nog opgemerkt dat zij wel een tegemoetkoming heeft ontvangen op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel). Bij aanvragen op grond van de Beleidsregel wordt ook gekeken naar SBI-codes en voor de toekenning van de tegemoetkoming vormden de SBI-codes blijkbaar geen beletsel.
Beoordeling door het College
7. Verweerder heeft vervolgens, anders dan appelante heeft betoogd, wel verder gekeken dan naar de SBI-codes. Verweerder heeft namelijk de in artikel 2, derde lid, van de TVL opgenomen maatwerkprocedure gevolgd. Verweerder heeft daarbij echter terecht geconcludeerd dat geen uitzondering kon worden gemaakt op grond van deze bepaling. In de bedrijfsomschrijving ‘Het verzorgen van internetdiensten en websites’ kan geen aanknopingspunt worden gevonden voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in de bijlage bij de TVL staat.
8. Verweerder is terecht voorbij gegaan aan de (in de loop van de tijd gewijzigde) feitelijke bedrijfsactiviteiten van appellante. De TVL biedt geen ruimte om rekening te houden met feitelijke bedrijfsactiviteiten. Aan de opmerking van een medewerker van de KvK in het door appellante overgelegde e-mailbericht van 21 december 2020, dat ‘de activiteitenomschrijving vanaf dag 1 onjuist geregistreerd heeft gestaan’ hecht het College niet de waarde die appellante daaraan gehecht wenst te zien. De verantwoordelijkheid voor het vermelden van de juiste bedrijfsomschrijving ligt, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 19 van de Handelsregisterwet 2007 en artikel 11 van het Handelsregisterbesluit 2008, bij appellante. Zelfs als de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten vanaf het moment van de inschrijving in het handelsregister onjuist was, hoefde verweerder daar dus geen rekening mee te houden. Ook hoeft verweerder geen rekening te houden met wijzigingen (al dan niet met terugwerkende kracht) die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum van 15 maart 2020. Dat aan appellante wel een tegemoetkoming is toegekend op grond van de Beleidsregel kan haar in deze procedure niet baten, aangezien die toekenning is gebaseerd op een andere regeling. Het betoog van appellante slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, mr. J.H. de Wildt en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
BIJLAGE
Artikel 2 van de TVL luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juni, juli, augustus en september van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de omzet in de referentieperiode met de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage, ten minste € 4.000 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofd- of nevenactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage;
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
3. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien uit de aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming, waaronder de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister, ten genoegen van de minister blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage.”
Handelsregisterwet 2007 (Hrw)
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Hrw doen de daartoe verplichte personen, met inachtneming van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de in artikel 9 tot en met 14, 15a, tweede lid, en 16a, eerste lid, genoemde en de in artikel 17, onderdeel a, bedoelde gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.
Op grond van artikel 11, aanhef en onder b, van het Hrb wordt in het handelsregister over een onderneming opgenomen een korte aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten.