Arrest van 13 december 2016 met zaaknummer 41738/10 (ECLI:CE:ECHR:2016:1213 JUD00417381)
Rb. Den Haag, 20-02-2018, nr. AWB 16/26721
ECLI:NL:RBDHA:2018:2489, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
20-02-2018
- Zaaknummer
AWB 16/26721
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2018:2489, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 20‑02‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2019:983, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 20‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Artikel 64 Vw 2000, medische noodsituatie, Paposhvilli, private facility, feitelijke beschikbaarheid, bewijslast
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/26721
[V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 20 februari 2018 in de zaak tussen
[eiseres] ,
geboren op [geboortedatum] , van Ghanese nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. J. van der Wielen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).
Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Op 17 november 2016 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. J. Nieuwenhuys. Ook was ter zitting aanwezig de heer [geboortedatum] , tolk in de taal Twi. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en voortgezet op 21 november 2017. Eiseres is verschenen met haar gemachtigde en voornoemde tolk en verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Verzoek vrijstelling griffierecht
1. Bij haar beroepschrift heeft eiseres om vrijstelling van het griffierecht verzocht. Het verzoek wordt toegewezen op grond van de door eiseres versterkte gegevens over haar inkomsten en vermogen.
Feiten
2.1
Eiseres heeft op 26 februari 2016 uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 gevraagd. Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft op 22 maart 2016 op verzoek van verweerder een advies uitgebracht (BMA-advies 1). Uit dat advies blijkt onder meer dat eiseres in [jaar] een herseninfarct heeft doorgemaakt en lijdt aan linkszijdige uitval en chronische en ernstige epilepsie. In dit advies heeft het BMA geconcludeerd dat bij uitblijven van de door eiseres benodigde behandeling op korte termijn een noodsituatie zal ontstaan, maar dat de benodigde behandeling dan wel gepaste alternatieven daarvoor in haar land van herkomst Ghana aanwezig zijn. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 22 maart 2016 afgewezen.
2.2
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt en bij de rechtbank een voorlopige voorziening gevraagd, die bij uitspraak van 21 september 2016 met zaaknummer AMS 16/5921 is toegewezen. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit heeft het BMA op 30 augustus 2016 een aanvullend advies uitgebracht
(BMA-advies 2). In BMA-advies 2 wordt geconcludeerd dat hetgeen de behandelaar van eiseres stelt in haar e-mail niet afdoet aan BMA‑advies 1 en dit dus stand kan houden. Onder verwijzing naar BMA-advies 2 heeft verweerder het bezwaar van eiseres in het bestreden besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft afgezien van een geplande hoorzitting.
Geschil
3. Niet in geschil is dat bij het beëindigen van de medicatie eiseres op korte termijn in een noodsituatie zal komen te verkeren. In geschil is of de medicatie voor eiseres beschikbaar is in Ghana.
Beoordeling
Tegenstrijdigheden met betrekking tot de leveringsproblemen
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat de BMA-adviezen wat betreft de beschikbaarheid van het door het BMA voor dipyridamol genoemde alternatief, clopidogrel, onvoldoende inzichtelijk is en dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Uit de geraadpleegde brondocumenten blijken grote verschillen over de beschikbaarheid hiervan. Waar eerst leveringsproblemen waren, zijn die er drie maanden later niet meer. Hetzelfde geldt voor de beschikbaarheid van het medicijn levetiracetam. Aan de BMA-adviezen zijn twee brondocumenten met verschillende informatie over leveringsproblemen ten grondslag gelegd, zonder dat aangegeven is welk brondocument leidend is en waarom leveringsproblemen zijn opgelost. Er is dus geen sprake van een stabiele situatie.
4.2
De rechtbank overweegt als volgt. In brondocument BMA 6210, van
29 december 2014 wordt het volgende vermeld over clopidogrel: “Available but currently experiencing supply problems, time of resupply: 3 weeks”. Daarbij wordt aangegeven dat het medicijn aanwezig is in het [hotel] (private facility). In brondocument BMA 6330 van 20 februari 2015 wordt vermeld dat clopidogrel aanwezig is in Korle Bu Teaching Hospital (public facility). Over levetiracetam vermeldt brondocument BMA 6759 van 4 juni 2015 dat dit aanwezig is bij ‘Add Pharma’ (private facility), terwijl in brondocument BMA 6210 van 29 december 2014 wordt vermeld dat het medicijn aanwezig is in het [hotel] (private facility) en dat er leveringsproblemen zijn en de tijd van herlevering twee weken bedraagt. In BMA-advies 2 heeft de BMA-arts aangegeven dat Ghana geldt als een ‘stabiel land’ waar de beschikbaarheid van de medicatie of behandeling niet met de maand wisselt en dat daarom bronnen ouder dan twee jaar kunnen worden gebruikt.
4.3
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat sprake is van een stabiele situatie. Uit de brondocumenten volgt immers dat de medicatie beschikbaar is. Een leveringsprobleem van enkele weken doet daar niet aan af, nu gesteld noch gebleken is dat eiseres is aangewezen op permanente beschikbaarheid. Aangenomen mag worden dat eiseres een voorraad voor enkele weken kan aanhouden om eventuele leveringsproblemen op te kunnen vangen.
Behandeling met simvastine
5.1
Eiseres heeft aangevoerd dat in BMA-advies 2 niet inhoudelijk de stelling van de behandelaar is weerlegd dat simvastatine noodzakelijk is voor de behandeling van eiseres.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank mist deze beroepsgrond feitelijke grondslag. Het BMA heeft in BMA-advies 2 immers verwezen naar het farmacotherapeutisch kompas, waaruit blijkt dat simvastatine wordt gebruikt ter voorkoming van lange termijneffecten. De BMA-arts ziet daarom niet in hoe het niet innemen van dit middel tot verstrekkende gevolgen van de gezondheid op korte termijn kan leiden. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Feitelijke beschikbaarheid van de medicatie
6.1
Bij aanvullende gronden heeft eiseres aangevoerd dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag ten onrechte niet heeft onderzocht of eiseres toegang heeft tot de medicijnen. Er is geen sprake geweest van ‘close scrutiny’ in de zin van paragraaf 187 van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Paposhvili tegen België1.(arrest Paposhvili).
6.2
Eiseres heeft aangevoerd dat uit de brondocumenten blijkt dat de medicatie die zij nodig heeft in Ghana slechts verkrijgbaar is bij een ‘private facility’ zoals het [hotel] in [plaats] . De medicijnen zijn om die reden voor haar niet toegankelijk. Ook heeft eiseres gesteld dat zij op basis van de BMA-adviezen naar in ieder geval vier verschillende plaatsen zal moeten reizen om de benodigde medicatie te krijgen, terwijl zij voor langere afstanden een duwrolstoel nodig zal hebben en zij geen zorgnetwerk in Ghana heeft nu haar ouders zijn overleden.
6.3
Verweerder heeft geen antwoord kunnen geven op de vraag van de rechtbank om welke reden in de brondocumenten wordt aangegeven of een middel in een private dan wel in een public facility verkrijgbaar is. Verder heeft verweerder geweigerd informatie te verschaffen over de prijzen van de medicijnen die eiseres bij privéinstellingen dient te kopen. Dat verweerder wel via het BMA informatie verschaft over de beschikbaarheid van medicatie, brengt volgens verweerder niet mee dat het aan hem is om daarbij ook te vermelden wat het medicijn in de betreffende apotheek kosten. Die verplichting vloeit volgens verweerder ook niet voort uit het arrest Paposhvili. Eiseres dient aannemelijk te maken dat zij de medicatie niet kan betalen of verkrijgen. Verweerder verwijst naar de uitspraken van de Afdeling van 28 september 20172..
6.4
De rechtbank stelt voorop dat de bescherming van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een hoge drempel kent en dat het op de weg van de vreemdeling ligt om door middel van bewijsmiddelen aannemelijk te maken dat de vreemdeling een reëel risico loopt op schending daarvan bij gedwongen uitzetting.
6.5
Uit het arrest Paposhvili (rechtsoverweging 183) volgt dat de bescherming van artikel 3 van het EVRM zich ook uitstrekt tot personen die, door het gebrek aan toegang tot een geschikte medische behandeling in hun land van herkomst, worden blootgesteld aan een ernstige, snelle en onomkeerbare achteruitgang in hun gezondheid, waardoor hun levensverwachting significant afneemt.
6.6
In het geval van eiseres heeft het BMA geoordeeld dat het uitblijven van behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Zonder valproïnezuur en levetiravetam kan bij eiseres een status epilepticus ontstaan en daarnaast kan zij zonder Ascal en dipyridamol bloedstolsels ontwikkelen met als gevolg een infarct of falen van de functie van vitale organen. Dit kan volgens het BMA-advies 1 levensbedreigend voor eiseres zijn. De vraag dringt zich daardoor op of eiseres wel haar medicatie kan verkrijgen indien ze zou worden uitgezet naar Ghana.
6.7
In rechtsoverweging 186 van het arrest Paposhvili heeft het EHRM aangegeven dat het op de weg van de vreemdeling ligt om aannemelijk te maken dat zich een reëel risico zal voordoen op schending van artikel 3 van het EVRM. Daarbij moet volgens het EHRM rekening worden gehouden met een zekere mate van speculatie die inherent is aan het preventieve doel van artikel 3 van het EVRM. Van de vreemdeling wordt in dit verband geen “clear proof” verwacht. In de termen van Paposhvili gaat het om “evidence, capable of demonstrating that there are substantial grounds for believing …”.
6.8
De rechtbank wijst er in dit verband op dat in de literatuur ook wordt ingegaan op de vraag wanneer een vreemdeling voldoende heeft onderbouwd dat getwijfeld moet worden aan de toegang van de benodigde zorg. Zwaan3.concludeert in haar noot onder de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2017 dat dit uit de uitspraak niet echt duidelijk wordt, maar dat er meer dan een begin van bewijs moet zijn. Hillary en Bes4.bepleiten dat bij een begin van bewijs reeds de onderzoeksplicht van verweerder moet worden geactiveerd.
6.9
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er in het geval van eiseres voldoende substantiële gronden om aan te nemen dat zich een reëel risico zal voordoen bij uitzetting. Eisers heeft er terecht op gewezen dat de aanduiding in het brondocument, dat een medicijn in een private facility verkrijgbaar is, niet zinledig kan worden geacht. Nu de medicijnen levetiravetam en clopidogrel (als alternatief voor dipvridamol) volgens het brondocument exclusief verkrijgbaar zijn in private facility [hotel] , moet ervan uit worden gegaan dat dit betekenis heeft voor de verkrijgbaarheid en met name de prijs van de medicijnen. Het valt daarom zeer te betwijfelen of eiseres de medicatie die voor haar van levensbelang is kan kopen als zij naar Ghana zou worden uitgezet. Hoewel geen sprake is van clear proof, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank het risico wel voldoende aannemelijk gemaakt naar voormelde maatstaf van het EHRM.
6.10
Het ligt daarom op de weg van verweerder om de gerezen twijfel weg te nemen. Het EHRM wijst in paragraaf 187 van het arrest Paposhvili in dit verband op de arresten Saadi tegen Italië5.en F.G. tegen Zweden6.. Het EHRM spreekt in dit verband van een nauwkeurig onderzoek (close scrutiny) in het licht van de algemene situatie en de persoonlijke omstandigheden. Het is onder deze omstandigheden aan verweerder om na te gaan of eiseres daadwerkelijk toegang heeft tot de voor haar noodzakelijke zorg en daarbij ook de kosten van de medicatie te betrekken, zo volgt uit overweging 190 van het arrest Paposhvili. In dat verband kan van verweerder worden verlangd dat niet alleen wordt aangegeven in welke apotheek een geneesmiddel verkrijgbaar is, maar dat verweerder ook aangeeft wat exclusieve verkrijgbaarheid in een private facility betekent voor eiseres. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan en daardoor twijfels laten bestaan omtrent de gevolgen van een uitzetting van eiseres. Onder deze omstandigheden dient verweerder aan eiseres uitstel van vertrek te verlenen.
Conclusie
7. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd, hetgeen in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond en vernietigt het betreden besluit. Verweerder dient opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken na het onherroepelijk worden daarvan.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting met een waarde per punt van € 501,--, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener. Omdat eiseres wegens betalingsonmacht geen griffierecht heeft betaald, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.252,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. G. Leenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.