HR, 14-06-2013, nr. 13/00851
ECLI:NL:HR:2013:CA0050
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-06-2013
- Zaaknummer
13/00851
- Conclusie
mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
CA0050
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA0050, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑06‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA0050
ECLI:NL:PHR:2013:CA0050, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:CA0050
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑06‑2013
14 juni 2013
Eerste Kamer
13/00851
TT/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.M. van der Zwan,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 400704/HA RK 11-458 van de rechtbank ´s-Gravenhage van 9 februari 2012 en 29 februari 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.105.495/01 van het gerechtshof te ´s-Gravenhage van 20 november 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 24 mei 2013 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 14 juni 2013.
Conclusie 26‑04‑2013
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Partij(en)
Zaak 13/00851
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 26 april 2013
Conclusie (art. 80a RO) inzake:
[Eiser]
tegen
- 1.
[Verweerder 1]
- 2.
[Verweerster 2]
1.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft bij beschikkingen van 9 februari 2009 en 29 februari 2009 het verzoek van verweerders in cassatie, [verweerder 1] en [verweerster 2], tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek toegewezen en een deskundige benoemd. Op het door eiser tot cassatie, [eiser], van deze beschikkingen ingestelde hoger beroep heeft het gerechtshof 's-Gravenhage bij beschikking van 20 november 2012 geoordeeld dat [eiser] daarin ontvankelijk is omdat hij doorbrekingsgronden heeft gesteld. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de eerste grond faalt, de tweede grond niet is onderbouwd en [eiser] ten slotte over verkeerde toepassing door de rechtbank van art. 202 Rv. heeft geklaagd, hetgeen echter geen doorbrekingsgrond is, waarna het hof het hoger beroep heeft verworpen.
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] tijdig beroep in cassatie ingesteld.
2.
De aangevoerde klachten rechtvaardigen geen behandeling in cassatie, omdat zij klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
Daartoe geldt het volgende. Het oordeel van het hof dat de eerste grond faalt berust op de aan het hof als feitenrechter voorbehouden uitleg van het proces-verbaal in eerste aanleg, die niet onbegrijpelijk is gemotiveerd. Ook de verwerping van de tweede grond is feitelijk en niet onbegrijpelijk. Met betrekking tot de - in cassatie herhaalde - derde klacht dat de rechtbank voorbij is gaan aan de stelling dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde en dat misbruik wordt gemaakt van de toepassing van het middel, heeft het hof met juistheid geoordeeld dat verkeerde toepassing van een regel geen doorbrekingsgrond oplevert.
3.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G