NJB 2020/432:‘Uitbuiting’ als impliciet bestanddeel van art. 273f lid 1 aanhef en onder 9° Sr: van uitbuiting in de context van deze bepaling is niet slechts sprake als het verrichten van seksuele handelingen plaatsvindt onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, maar ook als de wijze waarop degene die een ander dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van (vrijwillig) verrichte seksuele handelingen meebrengt dat die bevoordeling plaatsvindt onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Dat het hof in casu niet heeft vastgesteld dat het slachtoffer haar werkzaamheden in de prostitutie onvrijwillig verrichtte, doet niet eraan af dat het hof kon oordelen dat, gelet op de wijze waarop de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar werkzaamheden in de prostitutie, die bevoordeling heeft plaatsgevonden onder omstandigheden waarbij de vereiste uitbuiting kan worden verondersteld. A-G: anders