Einde inhoudsopgave
Besluit houders van dieren
Artikel 2.76o Huisvesting en afleidingsmateriaal
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
08-12-2014, Stb. 2014, 508 (uitgifte: 17-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2014, Stb. 2014, 576 (uitgifte: 24-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Een voedster beschikt over een kooi met ten minste:
- a.
een vloeroppervlakte van 4.500 cm2 per voedster, waaronder:
- 1°
een van nestmateriaal voorziene nestruimte van ten minste 700 cm2 die verbonden is met de kooi, en
- 2°
een horizontaal plateau met een oppervlakte van ten minste 900 cm2 en een breedte van ten minste 20 cm;
- b.
een vrije hoogte van 60 cm boven een vloeroppervlakte van 950 cm2;
- c.
een doorgang van de bodem naar het plateau met een breedte van 25 cm.
2.
Een konijn dat wordt opgefokt tot voedster of fokram beschikt over een kooi met ten minste:
- a.
een vloeroppervlakte van 2.000 cm2 per dier;
- b.
een hoogte van 40 cm boven 80% van de vloeroppervlakte.
3.
Een fokram beschikt over een kooi met ten minste:
- a.
een vloeroppervlakte van 4.000 cm2 per dier;
- b.
een hoogte van 60 cm.
4.
Een gespeend konijn wordt gehouden in een groep die bestaat uit ten minste twee konijnen en beschikt over een kooi met ten minste:
- a.
een vloeroppervlakte, waarbij de oppervlakte van een in de kooi aangebracht plateau van ten minste 10 cm breed kan worden meegerekend, van:
- 1°
700 cm2 per dier, indien de groep bestaat uit minder dan vijf dieren;
- 2°
600 cm2 per dier, indien de groep bestaat uit vijf of meer dieren;
- b.
een hoogte van 40 cm boven 80% van de vloeroppervlakte indien in de kooi geen plateau is aangebracht, of een vrije hoogte van 40 cm boven 20% van de vloeroppervlakte indien in de kooi een plateau is aangebracht.
5.
Indien in een kooi een plateau is aangebracht, bedraagt de afstand tussen de vloeroppervlakte en het plateau en tussen het plateau en de bovenkant van de kooi ten minste 25 cm.
6.
Indien de vloeroppervlakte uit gaas bestaat:
- a.
heeft de bovenliggende draad een diameter van ten minste 2,4 mm;
- b.
bedraagt de afstand tussen het middelpunt van de bovenliggende draden ten minste 10 mm en ten hoogste 16 mm;
- c.
plaatst de houder in een kooi als bedoeld in het eerste en derde lid een mat van ten minste 900 cm2 van plastic of van materiaal met vergelijkbare eigenschappen als plastic.
7.
Konijnen beschikken permanent over ruwvoer of knaagmateriaal dat voorziet in hun knaagbehoefte.