Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 8.1 Definities
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
29-05-2019, Stb. 2019, 219 (uitgifte: 19-06-2019, kamerstukken: 35074)
19-12-2018, Stb. 2018, 504 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35026)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-07-2019, Stb. 2019, 266 (uitgifte: 18-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-12-2018, Stb. 2018, 504 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35026)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Heffingskorting
1.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
belastingtarief eerste schijf: het in de eerste regel van de vierde kolom van de tabel in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen percentage;
- b.
gecombineerde inkomensheffing: het gezamenlijke bedrag, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, van de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning, de belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang, de belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen en de volgens artikel 10 van de Wet financiering sociale verzekeringen berekende premie voor de volksverzekeringen;
- c.
gecombineerd heffingspercentage: de som van het belastingtarief eerste schijf en de op grond van artikel 11 van de Wet financiering sociale verzekeringen vastgestelde premiepercentages voor de algemene ouderdomsverzekering, de nabestaandenverzekering en de verzekering langdurige zorg;
- d.
gecombineerde heffingskorting: het gezamenlijke bedrag van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting, de heffingskorting voor de algemene ouderdomsverzekering, de heffingskorting voor de nabestaandenverzekering en de heffingskorting voor de verzekering langdurige zorg;
- e.
arbeidsinkomen: het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de belastingplichtige met tegenwoordige arbeid is genoten als winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden.
2.
Tot het arbeidsinkomen wordt tevens gerekend:
- a.
loon genoten wegens tijdelijke inactiviteit als bedoeld in artikel 628 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen, voor een tijdvak van maximaal 104 weken;
- b.
loon genoten als garantieloon als bedoeld in artikel 628a, eerste, derde en achtste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
- c.
loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen en uitkeringen ingevolge de Ziektewet, voor zover die betrekking hebben op de periode waarin de dienstbetrekking in de zin van die wet nog niet is beëindigd of voor zover die voortvloeien uit een vrijwillige verzekering als bedoeld in artikel 64 van die wet;
- d.
uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.