HR, 06-10-2020, nr. 20/02173
ECLI:NL:HR:2020:1562
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-10-2020
- Zaaknummer
20/02173
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1562, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑10‑2020; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2020-0315
Uitspraak 06‑10‑2020
Inhoudsindicatie
Herziening. Poging tot diefstal met geweld uit auto, art. 312.1 Sr. Aangevoerd wordt dat sprake is van gegeven a.b.i. art. 457.1.c Sv, nu uit gegevens van RDW blijkt dat aanvrager zelf ook blauwe auto (van hetzelfde merk) bezat t.t.v. bewezenverklaarde, zodat zeer aannemelijk is dat aanvrager bij vergissing op achterbank van andere dan zijn eigen auto heeft plaatsgenomen. Bewijsmateriaal waarover hof bij doen van zijn uitspraak beschikte omvat o.m. verklaring van aangever over wijze waarop aanvrager heeft gereageerd toen hij door aangever in auto van rechthebbende werd aangetroffen, inclusief bedreiging die aanvrager uitte in de richting van rechthebbende van auto en de vlucht van aanvrager na confrontatie met rechthebbende. Die verklaring vindt bevestiging in daarmee overeenstemmende verklaringen van getuigen. Tegenover dat bewijsmateriaal zijn bij aanvraag gevoegde gegevens van RDW, waaruit blijkt dat t.t.v. het tlgd. blauwe auto (van hetzelfde merk) op naam van aanvrager was geregistreerd, van onvoldoende gewicht om te kunnen gelden als gegeven in de zin van art. 457.1.c Sv. Het enkele gegeven dat (beweerdelijk met auto van aangever nagenoeg identieke) blauwe auto (van hetzelfde merk) op naam van aanvrager was geregistreerd t.t.v. tlgd., wekt niet ernstig vermoeden dat hof aanvrager zou hebben vrijgesproken als het bekend was geweest met wat in aanvraag is aangevoerd. Afwijzing aanvraag.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02173 H
Datum 6 oktober 2020
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 juni 2017, nummer 20-002544-16, ingediend door P.C.P. Lefevere, advocaat te Helmond,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de aanvrager.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor “poging tot diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren” tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.1
Ten laste van de aanvrager is bewezenverklaard dat:
“hij op 24 april 2016 te Eindhoven op de openbare weg, te weten de Onderdoor, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen één of meer goederen uit een auto, toebehorende aan [aangever] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen volgen van bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, in de auto van die [aangever] heeft gezeten of gelegen en die [aangever] vervolgens de woorden: "ik steek je neer" heeft toegevoegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
3.2
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
“Uit het dossier is het volgende naar voren gekomen.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij op 24 april 2016 omstreeks 01:50 uur met twee vriendinnen bij zijn auto, een blauwe Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 1], aankwam die geparkeerd stond op de Onderdoor te Eindhoven. Aangever zag dat de deur van zijn auto open stond en dat de binnenverlichting brandde. Vervolgens zag hij dat er een man op de achterbank van zijn auto hing. Deze man hing met zijn benen buiten de auto en met zijn bovenlichaam in de auto. Hij kon de man goed zien. Nadat aangever de betreffende man had aangesproken, kwam de man uit de auto en draaide zich naar aangever toe, waarop er over en weer werd geduwd. Volgens aangever wilde de man weg. Aangever hoorde vervolgens dat de man zei: “Ik steek je neer”. De man stond toen hij dit zei op 1 meter afstand. Vervolgens rende de man weg. Later op de avond heeft aangever de man die in de politiebus zat, zijnde verdachte, herkend als de man die in zijn auto had gezeten,
[betrokkene 1] heeft bevestigd dat zij op 24 april 2016 samen met aangever en een vriendin naar de auto van aangever is gelopen, die geparkeerd stond op de Onderdoor te Eindhoven. Aangever liep iets voor hen. Daar aangekomen heeft zij gezien dat aangever ruzie had met een jongen. Zij hoorde dat de jongen zei: “Ik steek je neer”, waarna hij het op een rennen zette. Vervolgens heeft [betrokkene 1] de politie aangesproken en het signalement van de jongen doorgegeven. Toen zij daarna samen met aangever in de auto rond reed, zag zij ineens de verdachte zitten. De politie stond reeds bij hem. [betrokkene 1] heeft toen aan de politie medegedeeld dat de man bij wie zij stonden degene was die aangever bedreigd had.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat zij heeft waargenomen dat aangever, die iets voor hen liep, onenigheid had met een jongen. Zij zag dat de autodeur openstond. Nadat aangever tegen de jongen had gezegd dat het zijn auto was, hoorde zij verdachte zeggen: “Ik steek je neer”. Vervolgens zag zij dat verdachte begon te rennen.
Verdachte is aangehouden in de buurt van het parkeerterrein Onderdoor en hij heeft verklaard dat hij net voor zijn aanhouding op een parkeerterrein bij Onderdoor in Eindhoven is geweest.
Het hof stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de persoon is geweest die in de auto van aangever [aangever] heeft gezeten en aangever heeft bedreigd.
Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven omtrent zijn aanwezigheid op de achterbank in de auto van aangever op dat tijdstip en gezien zijn vlucht na de confrontatie met de rechthebbende van de auto, is het hof op grond van voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit de auto, waarbij hij zich de vlucht mogelijk heeft gemaakt door bedreiging met geweld.”
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat uit de bij de aanvraag gevoegde gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) blijkt dat een blauwe Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 2] op naam van de aanvrager stond geregistreerd ten tijde van het tenlastegelegde. Daarbij wijst de aanvraag op de mogelijkheid dat de aanvrager zijn eigen blauwe Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 2] voorafgaande aan het tenlastegelegde heeft geparkeerd bij het parkeerterrein Onderdoor waar ook de blauwe Volkswagen Polo van de aangever stond geparkeerd, en het zeer aannemelijk is dat de aanvrager bij vergissing op de achterbank van een andere dan zijn eigen blauwe Volkswagen Polo heeft plaatsgenomen.
4.3
Het bewijsmateriaal waarover het hof bij het doen van zijn uitspraak beschikte, omvat onder meer een verklaring van aangever [aangever] over de wijze waarop de aanvrager heeft gereageerd toen hij door de aangever in de auto van de rechthebbende werd aangetroffen, inclusief de bedreiging die aanvrager uitte in de richting van de rechthebbende van de auto en de vlucht van de aanvrager na de confrontatie met de rechthebbende. Die verklaring vindt bevestiging in daarmee overeenstemmende verklaringen van de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Tegenover dat bewijsmateriaal zijn de bij de aanvraag gevoegde gegevens van de RDW waaruit blijkt dat ten tijde van het tenlastegelegde een blauwe Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] op naam van de aanvrager was geregistreerd, van onvoldoende gewicht om te kunnen gelden als een gegeven in de zin van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. Het enkele gegeven dat een – beweerdelijk met de auto van de aangever nagenoeg identieke – blauwe Volkswagen Polo op naam van de aanvrager was geregistreerd ten tijde van het tenlastegelegde, wekt niet het ernstige vermoeden dat het hof de aanvrager zou hebben vrijgesproken als het bekend was geweest met wat in de aanvraag is aangevoerd.
4.4
De aanvraag is, gelet op wat hiervoor is overwogen, kennelijk ongegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2020.