Rb. Maastricht, 16-05-2011, nr. 158091 / HA RK 11-7
ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ5685
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
16-05-2011
- Zaaknummer
158091 / HA RK 11-7
- LJN
BQ5685
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ5685, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 16‑05‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
JA 2011/134
Uitspraak 16‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Deelgeschilprocedure, schade(hoogte), betekenis betaalde voorschotten, hypothetische situatie zonder ongeval, verlies arbeidsvermogen, verlies nevenwerkzaamheden, buitengerechtelijke kosten, verklaringen voor recht en gelasten hervatting aanvullende bevoorschotting. Daar waar de verzekeraar in de onderhavige deelgeschilprocedure een causaliteitsverweer opwerkpt of lijkt op te werpen als (een soort) voorvrag, heeft zij, gezien het vergevorderde stadium waarin de onderhandelingen tussen partijen zich bevinden en de ongeclausuleerde zonder voorbehoud verrichte betalingen, die vrijheid niet meer. De door X in haar verzoekschrift geformuleerde geschilpunten vallen binnen het toepassingsbereik van artikel 1019w Rv. Op grond van de verklaring van de voormalige werkgever van X in samenhang met haar curriculum vitae, acht de rechtbank het aannemelijk dat X in de situatie zonder ongeval per 1 mei 2006 werkzaam zou zijn als assistent bedrijfsleider en dat zij de daarbij behorende, gestelde salarisverhoging(en) zou hebben ontvangen. Omdat de verzekeraar de post verlies neveninkomsten heeft bevoorschot, moet het ervoor worden gehouden dat zij erkent dat X nevenwerkzaamheden heeft verricht. Als gevolg van het ongeval mist X derhalve de inkomsten uit deze werkzaamheden heeft verricht. Als gevolg van het ongeval mist X derhalve de inkomsten uit deze werkzaamheden, die, nu het gaat om inkomsten die zij "zwart" genoot, slechts tot een nettobedrag voor vergoeding in aanmerking komne. D edoor X begrote buitengerechtelijke kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank naar zowel omvang als noodzaak redelijk. De rechtbank gelast aanvullende bevoorschotting: Bij de bepaling van de hoogte van die bevoorschotting dienen partijen aansluiting te zoeken bij de door X opgestelde schadestaat d.d. december 2010.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 158091 / HA RK 11-7
Beschikking van 16 mei 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. A.F.G. Pennino te [woonplaats],
tegen
de rechtspersoonlijkheid naar Iers recht EURO INSURANCES LTD.,
gevestigd te Dublin,
die de schadeopdracht in behandeling heeft gegeven aan
ACCIDENT MANAGEMENT SERVICES,
gevestigd te Almere,
verweerster,
advocaat mr. P.C. Knijp te Rotterdam.
1. De procedure
Op 17 januari 2011 is door de rechtbank een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv met bijlagen ontvangen van verzoekster, verder te noemen [eiseres]. De rechtbank heeft daarop een datum voor een mondelinge behandeling van het verzoekschrift bepaald.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft een aanvang genomen op 8 april 2011, maar op verzoek van verweerster, verder te noemen Euro Insurances, is de verdere inhoudelijke behandeling aangehouden. Op 14 april 2011 heeft Euro Insurances een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het verzoek is voortgezet op
- 15.
april 2011.
Op verzoek van partijen is de zaak vervolgens aangehouden in verband met het beproeven van een minnelijke regeling. Bij faxbrief van 22 april 2011 heeft [eiseres] te kennen gegeven dat een regeling niet tot stand is gekomen, waarbij zij alsnog om een beschikking heeft gevraagd.
De rechtbank heeft de uitspraak van de beschikking bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1.
Op 19 september 2005 is [eiseres] als bestuurder van een personenauto betrokken geraakt bij een verkeersongeval (hierna: het ongeval). Zij is aangereden door een bij Euro Insurances verzekerd voertuig.
2.2.
Euro Insurances heeft op 1 november 2005 aansprakelijkheid erkend voor de door [eiseres] geleden schade als gevolg van het ongeval.
2.3.1.
[eiseres] stelt dat zij als gevolg van het ongeval een whiplashtrauma heeft opgelopen. Zij is door het UWV volledig arbeidsongeschikt verklaard voor de functie die zij ten tijde van het ongeval uitoefende, namelijk die van sales manager bij Parkhotel Rooding te Valkenburg. Volgens [eiseres] dient bij het vaststellen van de hoogte van het verlies aan arbeidsvermogen rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat zij per 1 mei 2006 zou werken in de aan haar toegezegde functie van assistent bedrijfsleider, waarmee zij een hoger inkomen zou verwerven.
2.3.2.
Daarnaast genereerde [eiseres] inkomsten uit nevenwerkzaamheden als kapper. Als gevolg van de ongevalgerelateerde klachten kan zij deze nevenwerkzaamheden niet meer uitoefenen, zodat sprake is van verlies van arbeidsvermogen uit nevenwerkzaamheden van € 50,00 per week. In het kader van de onderhavige procedure heeft [eiseres] als productie 8 een schadestaat opgesteld die betrekking heeft op de periode tot en met juni 2011, waarbij rekening is gehouden met bovengenoemde posten verlies van arbeidsvermogen en verlies van nevenwerkzaamheden.
2.3.3.
Ten slotte heeft [eiseres] aangevoerd dat partijen van mening verschillen over de redelijkheid van de buitengerechtelijke kosten die door haar zijn gemaakt.
2.4.
Op grond van het bovenstaande verzoekt [eiseres] dat de rechtbank bij beschikking:
- I.
beslist dat het door [eiseres] ingenomen standpunt dat zij zonder ongeval als assistent bedrijfsleider zou hebben gewerkt tegen het daarbij behorende salaris zoals opgenomen in de schadestaat (van december 2010) juist is;
- II.
beslist dat het door [eiseres] ingenomen standpunt, dat zij in de situatie zonder ongeval de genoemde nevenwerkzaamheden had kunnen verrichten en de daarmee in de schadestaat (van december 2010) opgenomen inkomsten had kunnen genereren aannemelijk is;
- III.
beslist dat de door [eiseres] aangegeven buitengerechtelijke kosten conform de ingediende nota’s redelijk zijn;
- IV.
oordeelt omtrent de aanvullende bevoorschotting op de materiële schade, inclusief kosten buiten rechte, waarbij concreet wordt beslist ten aanzien van de hoogte van de te betalen aanvullende voorschotbedragen en een begroting te maken van de met dit deelgeschil gepaard gaande kosten, conform de opgave van [eiseres].
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] haar verzoek voorwaardelijk aangevuld. Zij verzoekt de rechtbank om een deskundige (neuroloog of psychiater) te benoemen indien en voor zover de rechtbank van oordeel is dat voorafgaand aan de beoordeling van dit deelgeschil eerst medische onderzoeken dienen plaats te vinden.
2.5.
Tegen bovenstaand verzoek heeft Euro Insurances verweer gevoerd. Dit verweer en hetgeen partijen verder ter onderbouwing van hun standpunten naar voren hebben gebracht, zal in onderstaande beoordeling worden betrokken.
3. De beoordeling
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij bij onderstaande beoordeling het zijdens [eiseres] ingediende verzoek, zoals weergegeven in paragraaf 2.4. onder punt I tot en met III, zal opvatten als een verzoek om een verklaring voor recht ten aanzien van de daarin opgenomen (stand)punten.
3.2.
Vast staat dat partijen in verband met het afwikkelen van de schade onderhandelingen hebben gevoerd. Tevens staat vast dat Euro Insurances ter vergoeding van de door [eiseres] geleden schade in totaal een bedrag van € 95.000,00 heeft bevoorschot. Het laatste voorschot is betaald in januari 2010.
3.3.
Gesteld noch gebleken is dat Euro Insurances bij deze bevoorschotting op enig moment een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de causaliteit tussen het ongeval en de door [eiseres] gestelde klachten en beperkingen. Evenmin is gesteld of gebleken dat Euro Insurances gedurende de onderhandelingen op enig moment heeft aangekondigd dat [eiseres] ter vaststelling van de schade onderzocht zou moeten worden door een (of meerdere) deskundige(n). Daar waar Euro Insurances in de onderhavige procedure een causaliteitsverweer opwerpt of lijkt op te werpen als (een soort) voorvraag, heeft zij, gezien het vergevorderde stadium waarin de onderhandelingen tussen partijen zich bevinden en de ongeclausuleerde zonder voorbehoud verrichte betalingen, die vrijheid niet meer. Uit de door [eiseres] (als productie 9 en 11) aan het verzoek gehechte brieven van 9 maart 2010 en 20 juli 2010 die door Euro Insurances zijn opgesteld in het kader van de gevoerde onderhandelingen blijkt immers dat partijen ten aanzien van een groot aantal punten overeenstemming hebben bereikt over vergoeding van de verschillende schadeposten en dat nog op enkele punten de hoogte van de schade tussen partijen ter discussie stond. De door [eiseres] in haar verzoekschrift geformuleerde geschilpunten vallen derhalve binnen het toepassingsbereik van artikel 1019w Rv en zullen in onderstaande beoordeling aan de orde komen. Hetgeen door Euro Insurances is aangevoerd onder punt 1 tot en met 12 van haar verweerschrift behoeft geen bespreking meer.
verlies arbeidsvermogen
3.4.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de stelling van [eiseres] dat zij in de situatie zonder ongeval als assistent bedrijfsleider zou hebben gewerkt tegen het daarbij behorende salaris zoals opgenomen in de schadestaat van december 2010, juist is.
3.5.
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.3. zal de rechtbank bij de beoordeling van dit onderdeel van het verzoek voorbij gaan het door Euro Insurances gevoerde verweer dat de voor de bepaling van het verlies aan arbeidsvermogen vereiste onderzoeken niet zijn uitgevoerd. Ditzelfde geldt voor de stelling van Euro Insurance dat ten aanzien van [eiseres] geen tijdcontingente aanpak is gehanteerd.
3.6.
Bij eerder genoemde brief van 20 juli 2010 is namens Euro Insurances te kennen gegeven dat bij het berekenen van het verlies arbeidsvermogen kan worden uitgegaan van het verschil tussen het salaris dat [eiseres] ontving voor het ongeval en de huidige uitkering. Zij heeft daarbij opgemerkt dat zij onvoldoende bewijs aanwezig achtte om bij het verlies arbeidsver¬mogen rekening te houden met de loonsverhoging verbonden aan de functie van assistent bedrijfsleider.
3.7.
Ter onderbouwing van het onderhavige verzoek heeft [eiseres] als productie 7 een brief van haar voormalige werkgever overgelegd van 3 mei 2007. Dhr. [betrokkene], directeur van Parkhotel Rooding B.V., heeft in deze brief het volgende verklaard:
“Wanneer het ongeval niet was gebeurd, dan had [naam] ([eiseres]: toevoeging rechtbank) nog steeds bij het hotelbedrijf gewerkt, daar ben ik van overtuigd. Per 1 mei 2006 is de functie van assistent bedrijfsleider beschikbaar gekomen; een functie waarin de [naam] van voor het ongeval goed invulling had kunnen en mogen geven. In het geval [naam] deze nieuwe functie had kunnen aanvaarden zou haar inkomen zijn gestegen naar een niveau 2000 netto per maand.”
3.8.
Tevens heeft [eiseres] (als productie 17) haar curriculum vitae overgelegd waaruit blijkt dat zij tot aan het ongeval steeds - zoals ook door haar ter zitting verklaard - veelal in managementfuncties werkzaam is geweest.
3.9.
Voor zover de onderdelen 17 en 18 van het verweerschrift een betwisting inhouden van de stelling van [eiseres] dat zij in de situatie zonder ongeval per 1 mei 2006 de functie van assistent bedrijfsleider zou hebben vervuld, is deze betwisting van Euro Insurances niet gemotiveerd. Op grond van bovenstaande verklaring van de voormalige werkgever van [eiseres] in samenhang met het curriculum vitae is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat [eiseres] in de situatie zonder ongeval per 1 mei 2006 werkzaam zou zijn als assistent bedrijfsleider en dat zij de daarbij behorende, gestelde salarisverhoging(en) zou hebben ontvangen. De door [eiseres] in de salarisstaat tot en met juni 2011 opgenomen begroting van deze schadepost is door Euro Insurances niet betwist, zodat het verzoek onder I zal worden toegewezen.
verlies inkomsten uit nevenwerkzaamheden
3.10.
[eiseres] heeft tevens een beslissing gevraagd ten aanzien van het door haar gestelde verlies aan neveninkomsten als gevolg van het ongeval. Volgens [eiseres] verrichte zij voor het ongeval kapperswerkzaamheden waarmee zij € 50,00 bruto per week verdiende.
3.11.
Ter onderbouwing hiervan heeft [eiseres] (als productie 10) een verklaring overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat zij beschikte over een aanzienlijk klantenbestand. Tevens heeft zij (als productie 10.1 en 18) foto’s overgelegd van de ruimte die zij naar eigen zeggen in haar huis had ingericht als kappersruimte.
3.12.
Uit de door [eiseres] in het geding gebrachte brief van 9 maart 2010 blijkt dat namens Euro Insurances ten aanzien van de beoordeling van deze schadepost is opgemerkt dat er meer bewijs op tafel moet komen om deze schadepost te kunnen beoordelen, maar zij heeft de schade voorlopig begroot op € 4.500,00. Nu Euro Insurances de post verlies neveninkomsten heeft bevoorschot, moet het ervoor worden gehouden dat zij erkent dat [eiseres] neven¬werk¬zaamheden heeft verricht als kapper. Als gevolg van het ongeval mist [eiseres] derhalve de inkomsten uit deze werkzaam¬heden. Hetgeen Euro Insurance in haar verweerschrift onder punt 20 tot en met 22 heeft aangevoerd, kan dan ook niet meer aan de orde komen.
3.13.
Euro Insurances heeft echter terecht aangevoerd dat deze neveninkomsten ingevolge vaste jurisprudentie slechts tot een nettobedrag voor vergoeding in aanmerking komen omdat deze “zwart” zijn verricht (HR 24 november 2000, NJ 2001/195). Door [eiseres] is niet weersproken dat het ging om inkomsten die zij “zwart” genoot. Dit betekent dat partijen - ter zitting bleek dat zij het hierover ook eens waren - bij de vaststelling van de schade voor het verlies aan neveninkomsten dienen uit te gaan van een bedrag van € 50,00 bruto per week en € 29,00 netto per week.
buitengerechtelijke kosten
3.14.
Partijen zijn verder verdeeld gebleven over de vraag of het maken van de door [eiseres] gestelde buitengerechtelijke kosten redelijk was en die kosten naar omvang redelijk waren.
3.15.
Omdat Euro Insurances heeft erkend dat inschakeling van een rechtshulpverlener ten behoeve van de afwikkeling van de schade op zichzelf niet onredelijk is, is komen vast te staan dat de noodzaak van de buitengerechtelijke kosten redelijk was. Ten aanzien van de omvang heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling van het verzoekschrift uiteengezet dat het honorarium van haar advocaat inclusief de kantoorkosten en de btw op basis van alle - tot dusver - door haar ingediende declaraties € 43.282,10 bedraagt. In de periode vanaf 14 oktober 2005 is jaarlijks gemiddeld € 6.238,63, te weten 27 uur, aan de zaak besteed. Anders dan door Euro Insurances is aangevoerd is in het onderhavige geval geen sprake van onredelijk bestede tijdseenheden. Gelet op een en ander zijn de door [eiseres] begrote buitengerechtelijke kosten, waarvan thans nog een bedrag van € 19.282,10 openstaat, naar het oordeel van de rechtbank naar zowel omvang als noodzaak redelijk.
voorwaardelijk verzoek
3.16.
Omdat bovengenoemde door [eiseres] in haar verzoekschrift geformuleerde deelgeschilpunten vallen binnen het toepassingsbereik van artikel 1019w Rv komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het (aanvullende) voorwaardelijke verzoek van [eiseres] aangaande de benoeming van een deskundige.
aanvullende bevoorschotting
3.17.
Als niet weersproken, ligt voor toewijzing gereed dat Euro Insurances [eiseres] aanvullend dient te bevoorschotten op de materiële schade en de kosten buiten rechte, zoals deze direct verband houden met de door de rechtbank af te geven verklaring voor recht op een drietal onderdelen. Bij de bepaling van de hoogte van die bevoorschotting dienen partijen aansluiting te zoeken bij de door [eiseres] opgestelde schadestaat d.d. december 2010.
proceskosten deelgeschil
3.18.
In het verzoekschrift heeft [eiseres] de advocaatkosten in verband met de onderhavige procedure begroot op € 2.838,15 (incl. kantoorkosten en btw). Zij heeft verzocht tevens rekening te houden met tijd die gemoeid gaat met de mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling op 15 april 2011 heeft 3 uur geduurd. Deze kosten worden begroot op: 3 x € 225,00 (uurtarief) = € 675,00 + 6% kantoorkosten = € 715,50 + 19% btw = € 851,45. Deze proceskosten zijn door Euro Insurances niet betwist en zullen bij de kostenbegroting worden betrokken.
3.19.
Partijen zijn verdeeld gebleven over de extra kosten die zijn gemaakt in verband met de tijd die gemoeid is geweest met de (voorbereiding van) de mondelinge behandeling van het verzoekschrift op 8 april 2011. Euro Insurances heeft tijdens en voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 8 april 2011 verzocht om aanhouding van de zaak omdat zij de bij het verzoekschrift horende producties niet had ontvangen. Naar haar opvatting zou een inhoudelijke behandeling op dat moment in strijd zijn met het beginsel van hoor en wederhoor. Hoewel [eiseres] hiertegen bezwaar heeft gemaakt, heeft de rechtbank ter zitting het verzoek van Euro Insurances toegewezen en de mondelinge behandeling aangehouden. In haar verweerschrift van 14 april 2011 heeft Euro Insurances zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] door haar opstelling misbruik heeft gemaakt van procesrecht omdat zij, althans haar advocaat, ondanks herhaald verzoek, heeft geweigerd om de bij het verzoek horende producties voorafgaand aan de zitting van 8 april 2011 alsnog aan haar toe te zenden. Er is echter geen regel van procesrecht dat [eiseres], althans haar advocaat, verplicht is om de bij het verzoekschrift horende producties aan haar wederpartij ter hand te stellen. De rechtbank overweegt hiertoe dat [eiseres] haar verzoekschrift en de bijbehorende producties heeft ingediend conform de in het procesreglement voorgeschreven regels. Zij mocht er derhalve op vertrouwen dat het complete verzoekschrift via de rechtbank haar wederpartij zou bereiken. De omstandigheid dat Euro Insurances de bij het verzoekschrift horende producties niet heeft ontvangen, kan derhalve niet aan [eiseres] worden toegerekend. Op pagina 11 van de pleitnota heeft [eiseres] een overzicht gemaakt van deze (extra) kosten in verband met de mondelinge behandeling op 8 april 2011. De omvang van deze kosten die in totaal € 1.868,44 (incl. kantoorkosten en btw) bedragen, is door Euro Insurances niet betwist en deze kosten zullen derhalve bij de kostenbegroting worden betrokken.
3.20.
Tot de te begroten kosten behoren ten slotte ook het door [eiseres] in het kader van deze procedure verschuldigde vast recht, dat de rechtbank dan ook in haar begroting zal betrekken.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1.
verklaart voor recht:
4.1.1.
dat [eiseres] in de situatie zonder ongeval als assistent bedrijfsleider zou hebben gewerkt tegen het daarbij behorende salaris zoals opgenomen in de schadestaat van december 2010;
4.1.2.
dat [eiseres] in de situatie zonder ongeval de nevenwerkzaamheden als kapper had kunnen verrichten en daarmee een (neven)inkomen had kunnen genereren van een bedrag van € 50,00 bruto en € 29,00 netto per week;
4.1.3.
dat de buitengerechtelijke kosten conform de ingediende declaraties redelijk zijn;
4.2.
bepaalt dat Euro Insurances [eiseres] aanvullend dient te bevoorschotten met inachtneming van hetgeen in 3.17 is overwogen
4.3.
begroot de kosten van [eiseres] op een bedrag van
vastrecht € 258,00
salaris advocaat € 5.558,04.
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, voorzitter en mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen, rechters en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
AE