Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1994
- Bronpublicatie:
15-12-1993, Stb. 1993, 680 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23305 Overheid.nl: 23305)
- Inwerkingtreding
01-01-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-1993, Stb. 1993, 701 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Overheid en privaatrecht
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De belanghebbende die op de dag voorafgaande aan de intrekking van de Spoorwegpensioenwet, ingevolge artikel D 1, tweede lid, of artikel T 4 van die wet, de tijd die volgens de Algemene burgerlijke pensioenwet voor betrokkene als diensttijd in aanmerking komt (externe diensttijd) mede als diensttijd in de zin van de Spoorwegpensioenwet in aanmerking zou kunnen doen brengen, heeft een overeenkomstig recht jegens de Stichting Spoorwegpensioenfonds.
2.
Ten aanzien van diensttijd als bedoeld in het eerste lid, blijven van toepassing:
- a.
de artikelen D 1 tot en met D 6 en T 4 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
- b.
artikel D 2 van de Spoorwegpensioenwet;
- c.
artikel V van de wet van 28 april 1976 (Stb. 323);
- d.
artikel IX, de onderdelen C, K en X, van de wet van 7 mei 1986 (Stb. 303);
- e.
artikel III, onderdeel B, van de wet van 3 juli 1986 (Stb. 393); zoals die artikelen luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande, dat het bestuur van de Stichting Spoorwegpensioenfonds in de plaats treedt van de directie bedoeld in artikel D 2 van de Spoorwegpensioenwet.
3.
Zodra de belanghebbende dit wenst, kan hij om overname verzoeken van externe diensttijd als bedoeld in het eerste lid.
4.
In afwijking van het tweede en derde lid kan de belanghebbende die op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet deelgenoot in de zin van die wet is, het in het derde lid bedoelde verzoek uitsluitend indienen tot uiterlijk twee jaar na het tijdstip van die inwerkingtreding.
5.
Indien gebruik wordt gemaakt van het in het eerste lid bedoelde recht, wordt daarvan door het bestuur van de Stichting Spoorwegpensioenfonds mededeling gedaan aan:
- a.
het bestuur van het Algemeen burgerlijkpensioenfonds[lees: burgerlijk pensioenfonds], indien het diensttijd betreft als bedoeld in artikel D 1, eerste lid en tweede lid, onderdeel c, van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
- b.
aan Onze Minister van Defensie, indien het diensttijd betreft als bedoeld in artikel D 1, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, niet zijnde tijd als bedoeld in artikel D 2, derde lid, van die wet.
6.
Voor zover de in het vijfde lid bedoelde mededeling diensttijd betreft als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, wordt door het bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds de wiskundige reserve van het uitzicht op pensioen dat bij dat fonds is of geacht wordt te zijn opgebouwd voor degene op wie die mededeling betrekking heeft, overgedragen aan de Stichting Spoorwegpensioenfonds.
7.
Voor zover de in het vijfde lid bedoelde mededeling diensttijd betreft als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, wordt door Onze Minister van Defensie de actuariële tegenwaarde van het uitzicht op pensioen dat, ingevolge de Algemene militaire pensioenwet en de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet, is opgebouwd door degene op wie die mededeling betrekking heeft, overgedragen aan de Stichting Spoorwegpensioenfonds.
8.
De in het zesde en zevende lid bedoelde overdracht vindt plaats binnen drie maanden na ontvangst van de in het vijfde lid bedoelde mededeling.
9.
Door de overname van externe diensttijd door de Stichting Spoorwegpensioenfonds vervalt het uitzicht of recht van de belanghebbende op pensioen over die tijd ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet of de Algemene militaire pensioenwet.