Hof Amsterdam, 07-05-2013, nr. 200.061.576/01
ECLI:NL:GHAMS:2013:1462
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
07-05-2013
- Zaaknummer
200.061.576/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:1462, Uitspraak, Hof Amsterdam, 07‑05‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3463, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 07‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Pandrecht op aandelen. 1. Vervalbeding. Het vervalbeding moet aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat indien de executie van het pandrecht reeds vóór de vervaldatum is aangevangen, deze executie na de vervaldatum met succes kan worden voortgezet. 2. Verjaring. Het is naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de schuldenaar door een succesvol beroep op verjaring zou profiteren van de zelf veroorzaakte vertraging.
Partij(en)
arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.061.576/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 413807 / HA ZA 08-3323
arrest van de meervoudige kamer van 7 mei 2013
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEIJLOO BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MR. [X] BEHEER B.V.,
gevestigd te Zuiderwoude, gemeente Waterland,
APPELLANTEN IN HET PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDEN IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDEN IN HET PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANTEN IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. W.H. van Baren te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1
De partijen worden hierna Heijloo, [X], Delta Lloyd Leven en Delta Lloyd genoemd. Heijloo en [X] worden gezamenlijk Heijloo c.s. genoemd.
Delta Lloyd Leven en Delta Lloyd worden gezamenlijk Delta Lloyd c.s. genoemd.
1.2
Heijloo c.s. zijn bij dagvaarding van 5 maart 2010 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2010, in deze zaak onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen hen als eiseressen in conventie, verweersters in reconventie en Delta Lloyd c.s. als gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie.
1.3
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- -
memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, met een productie;
- -
memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel, tevens houdende memorie van eis in reconventie, met producties;
- -
memorie van antwoord in reconventie/incidenteel appel;
- -
akte zijdens Heijloo c.s., met producties;
- -
akte van antwoord.
Ten slotte is arrest op de stukken gevraagd.
1.4
Heijloo c.s. hebben geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis zal vernietigen, voor recht zal verklaren dat het ten behoeve van Delta Lloyd Leven gevestigde pandrecht teniet is gegaan en dat Heijloo c.s. gerechtigd zijn tot het liquidatiesaldo, en Delta Lloyd c.s. hoofdelijk zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot ongedaanmaking van hetgeen ter uitvoering van het bestreden vonnis is verricht, zoals nader omschreven, met betaling van rente, en tot betaling van € 2.964,- met rente en kosten.
Delta Lloyd c.s. hebben geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, althans dat het hof de zaak zal aanhouden totdat Delta Lloyd c.s. in de gelegenheid zal zijn geweest uitvoering te geven aan een nader omschreven beschikking van de voorzieningenrechter, en Heijloo c.s. zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep, met rente.
1.5
Heijloo c.s. en Delta Lloyd c.s. hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.
2. Beoordeling
2.1
De rechtbank heeft onder rov. 2.1 tot en met 2.15 van het bestreden vonnis een aantal feiten vastgesteld. Die feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt.
2.2
Tussen partijen staat het volgende vast.
a. Heijloo c.s. zijn elk (indirect) aandeelhouder (geweest) van Houdstermaatschappij Heijloo & Molkenboer B.V. (hierna: H&M) en elk (voor 10%) aandeelhouder van Heijloo & Molkenboer Bilthoven B.V. (hierna: HMB).
b. Bij geldleningsovereenkomst van 3 april 2000 heeft Delta Lloyd Leven een geldlening van € 12,5 miljoen verstrekt aan H&M. Bij pandakte van dezelfde datum hebben Heijloo c.s. tot zekerheid van de betalingsverplichtingen van H&M uit de geldleningovereenkomst een pandrecht op 75.000 gewone aandelen in HMB verstrekt aan Delta Lloyd Leven. De geldleningsovereenkomst vermeldt het volgende beding (hierna: het vervalbeding):
"Einde zekerheidsstelling
Uiterlijk op drie april twee duizend vijf zullen alle gestelde zekerheden vervallen."
c. H&M is in verzuim geraakt met de nakoming van haar betalingsverplichtingen. Bij brief van 5 december 2000 en bij exploot van 23 januari 2001 heeft Delta Lloyd Leven het uitgeleende bedrag met nevenvorderingen tevergeefs bij H&M opgeëist.
d. Bij verzoekschrift van (het hof leest:) 1 augustus 2001 heeft Delta Lloyd Leven de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam verzocht te bepalen dat de in pand gegeven aandelen voor een bedrag van f 2.908.070,81 aan haar als koopster zullen verblijven, onder de voorwaarde dat Delta Lloyd Leven na verkregen verlof de in
artikel 14 van de statuten van HMB opgenomen aanbiedingsregeling zal naleven.
Bij beschikking van 31 oktober 2001 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen.
e. Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van 27 november 2001 is HMB ontbonden, met benoeming van een vereffenaar.
f. Op 22 april 2002 heeft de vereffenaar aan alle aandeelhouders van HMB, met uitzondering van Heijloo c.s., het hun toekomende deel van het liquidatiesaldo uitbetaald. De aan Heijloo c.s. toekomende delen van het liquidatiesaldo heeft de vereffenaar overgemaakt naar een rekening van de stichting Stichting Amstel Bewaring Bilthoven te Laren (hierna: Stichting Amstel).
g. Bij brief van 29 april 2002 aan Amstel Capital Management (hierna: Amstel Capital) heeft Delta Lloyd namens Delta Lloyd Leven een beroep gedaan op de beschikking van 31 oktober 2001 en verzocht om uitbetaling van het liquidatiesaldo.
h. Bij brief van 4 juni 2002 heeft Amstel Capital aan Heijloo verzocht volmacht te verlenen voor het overdragen aan Delta Lloyd Leven van de uit de verkoop van het belang in HMB vrijgekomen middelen. Bij brief van 6 juni 2002 heeft Heijloo geweigerd de verzochte volmacht te verlenen.
i. Bij brief van 17 december 2002 heeft Stichting Amstel aan Delta Lloyd bericht dat zij het geld zal overmaken zodra zij onomstotelijk het bewijs heeft dat Delta Lloyd rechthebbende is.
j. Op 20 april 2004 heeft Delta Lloyd Leven haar vordering uit hoofde van de leningsovereenkomst gecedeerd aan Delta Lloyd. Van deze cessie heeft zij mededeling gedaan aan Heijloo c.s.
2.3
In eerste aanleg hebben Heijloo c.s., zakelijk weergegeven, een verklaring voor recht gevorderd op grond van hun standpunt dat het pandrecht is tenietgegaan. Delta Lloyd c.s. hebben in reconventie vorderingen ingesteld op grond van hun standpunt dat Heijloo c.s. gehouden zijn mee te werken aan uitbetaling van het liquidatiesaldo door Stichting Amstel aan Delta Lloyd.
De rechtbank heeft, zakelijk weergegeven, in conventie de vorderingen van Heijloo c.s. afgewezen en in reconventie Heijloo c.s. veroordeeld tot medewerking aan de inning door Delta Lloyd van het liquidatiesaldo.
Hiertegen is het principaal appel gericht.
2.4
Heijloo c.s. hebben een beroep gedaan op het hiervoor onder rov. 2.2 sub b bedoelde vervalbeding. De rechtbank heeft dit beroep verworpen met de overweging dat met de beschikking van 31 oktober 2001 de fase van executie van het pandrecht is ingegaan en dat Heijloo c.s. zich vanaf die datum daarom niet meer kunnen beroepen op het vervalbeding. Hiertegen is grief 1 gericht.
2.5
Het vervalbeding moet aan de hand van de Haviltexmaatstaf worden uitgelegd. Die uitleg leidt ertoe dat het vervalbeding er niet aan in de weg staat dat indien de executie van het pandrecht reeds vóór de vervaldatum is aangevangen, deze executie na de vervaldatum met succes kan worden voortgezet. Noch de tekst van het vervalbeding, noch de aard van een vervalbeding, noch de (gestelde) omstandigheid dat het vervalbeding na onderhandelingen is overeengekomen tussen professionele partijen, noch het tijdsverloop sinds de totstandkoming van het vervalbeding, noopt tot een andere uitleg.
Een verzoek als bedoeld in art. 3:251 BW, zoals dat in dit geval op 1 augustus 2001 is gedaan, dient te worden aangemerkt als een handeling die de executie van het pandrecht doet aanvangen. Een dergelijk verzoek is immers een alternatief voor de in
art. 3:250 BW bedoelde openbare verkoop, die geschiedt ter parate executie als bedoeld in art. 3:248 BW. De aan het verzoek en de toewijzing daarvan verbonden voorwaarde dat de aanbiedingsregeling wordt nageleefd, brengt niet mee dat de executie geacht moet worden pas aan te vangen op de datum waarop met de uitvoering van de aanbiedingsregeling wordt aangevangen of zelfs pas op de datum waarop die uitvoering wordt voltooid.
Daarom is het beroep van Heijloo c.s. op het vervalbeding terecht verworpen en faalt de grief.
2.6
Heijloo c.s. hebben betoogd dat het pandrecht is tenietgegaan doordat de onderliggende vordering is verjaard. De rechtbank heeft dit betoog verworpen met de overweging dat Delta Lloyd door de ontbinding van HMB een rechtstreeks vorderingsrecht jegens Stichting Amstel heeft verkregen en dat dit vorderingsrecht niet is verjaard. Hiertegen is grief 2 gericht.
2.7
Delta Lloyd c.s. hebben bij conclusie van antwoord betoogd dat het beroep van Heijloo c.s. op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit betoog slaagt. Uit het verzoekschrift van 1 augustus 2001 en de beschikking van 31 oktober 2001 leidt het hof af dat Heijloo c.s. in elk geval vanaf 2001 ervan op de hoogte waren dat Delta Lloyd c.s. tot executie van het pandrecht wilden overgaan. Zij hebben in dit geding geen enkele valide reden genoemd waarom zij niet hebben ingestemd met de uitbetaling aan Delta Lloyd c.s. van het liquidatiesaldo, waarop ingevolge art. 3:229 BW bij wege van substitutie het pandrecht van Delta Lloyd c.s. was komen te rusten. De enkele overlegging van een vonnis waaruit blijkt dat partijen een procedure hebben gevoerd waarin zij elkaar over en weer onrechtmatig handelen hebben verweten, levert niet een voldoende duidelijk beroep op een zodanige reden op. Het gebrek aan medewerking van Heijloo c.s. heeft geleid tot vertraging van de uitbetaling van het liquidatiesaldo aan Delta Lloyd c.s. Onder die omstandigheden is het naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Heijloo c.s. van die vertraging zouden profiteren door een succesvol beroep op verjaring. Hieraan doet niet af dat
Delta Lloyd c.s. professionele partijen zijn, bijgestaan worden door een advocaat en wellicht voortvarender hadden kunnen optreden.
2.8
Nu het beroep van Delta Lloyd c.s. op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt, zodat Heijloo c.s. zich niet op verjaring van de onderliggende vordering kunnen beroepen, kan grief 2 niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden en kan de gegrondheid van die grief in het midden blijven.
2.9
De grieven van Heijloo c.s. mislukken. Daarmee komt het belang te ontvallen aan het incidenteel appel. De bewijsaanbiedingen van partijen doen niet ter zake en worden daarom gepasseerd. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Heijloo c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden verwezen in de kosten van het geding in principaal appel en in incidenteel appel.
3. Beslissing
Het hof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt Heijloo c.s. in de kosten van het geding in het principaal appel en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Delta Lloyd c.s. gevallen, op € 314,00 aan verschotten en € 894,00 voor salaris van de advocaat, en in de kosten van het geding in incidenteel appel en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Delta Lloyd c.s. gevallen, op nihil aan verschotten en € 447,00 voor salaris van de advocaat, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van de voldoening;
verklaart voornoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg,
E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en G.C.C. Lewin en in het openbaar
door de rolraadsheer uitgesproken op 7 mei 2013.