Rb. Noord-Nederland, 07-11-2022, nr. 18/326207-21
ECLI:NL:RBNNE:2022:4096
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
07-11-2022
- Zaaknummer
18/326207-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2022:4096, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 07‑11‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
- Wetingang
art. 312 Wetboek van Strafrecht
Uitspraak 07‑11‑2022
Inhoudsindicatie
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 699 dagen waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank acht de diefstal voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de bij de verdachte vastgestelde psychiatrische stoornis aanwezig was ten tijde van het bewezenverklaarde feit, maar dat deze stoornis niet zodanig van invloed was op het handelen van verdachte dat het bewezenverklaarde feit in het geheel niet aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel het bewezenverklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/326207-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], BRP-adres: [straatnaam], [woonplaats], thans gedetineerd te [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 15 maart 2022, 2 juni 2022, 11 augustus 2022, 25 augustus 2022, 11 oktober 2022 (inhoudelijke behandeling), 25 oktober 2022 en 7 november 2022 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 december 2021 te Assen (in/uit een tankstation gelegen aan de [straatnaam]) een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 400 euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (franchise/eigenaar van het [benadeelde partij 1]), in elk geval aan een ander(en) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (beheerder van het [benadeelde partij 1]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een mes te tonen, in elk geval een scherp voorwerp, aan genoemde [slachtoffer] en/of- (daarbij) dreigend tegen deze [slachtoffer] te zeggen: ‘Geldlade open doen en weglopen'; en/of
hij op of omstreeks 4 december 2021 te Assen (in een tankstation gelegen aan de [straatnaam]) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (beheerder van het [benadeelde partij 1]) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 400 euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (franchise/eigenaar van het [benadeelde partij 1]), in elk geval aan een ander(en) toebehoorde(n), door:
- -
een mes te tonen, in elk geval een scherp voorwerp, aan genoemde [slachtoffer] en/of
- -
(daarbij) dreigend tegen deze [slachtoffer] te zeggen: ‘Geldlade open doen en weglopen';
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde; diefstal voorafgaand door bedreiging met geweld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de bewijsbaarheid van het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde, nu verdachte heeft bekend.
Oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de beheerder van het [benadeelde partij 1], [slachtoffer], door verdachte feitelijk is gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat verdachte aan [slachtoffer] een mes heeft getoond en hem daarbij dreigend heeft gezegd:
“Geldlade open doen en weglopen”. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij
- conform het beleid van de eigenaar van het [benadeelde partij 1] ([benadeelde partij 2]) omtrent hoe te handelen bij een overval - vervolgens direct naar achteren in het pand is gegaan en de overvaller “zijn gang heeft laten gaan”. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat hij niet heeft gezien wat de overvaller heeft weggenomen.
De rechtbank zal verdachte, gelet op deze gang van zaken, daarom vrijspreken van de (als tweede alternatief/cumulatief) ten laste gelegde afpersing.
De rechtbank acht het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 december2021, opgenomen op pagina 15 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R0221115 (onderzoek Woody) d.d. 9 december 2021, inhoudend de verklaring van getuige [slachtoffer].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 4 december 2021 te Assen uit een tankstation gelegen aan de [straatnaam] een hoeveelheid geld dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (beheerder van het [benadeelde partij 1]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden door een mes te tonen aan genoemde [slachtoffer] en daarbij dreigend tegen deze [slachtoffer] te zeggen: ‘Geldlade open doen en weglopen’.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte strafbaar is, ondanks dat verdachte een psychotische stoornis heeft. Hij heeft daartoe aangevoerd dat ook bij iemand met (een) psychose(s) niet per definitie het volledig inzicht in de draagwijdte van zijn handelen ontbreekt. Verdachte wist op het moment van het delict wat hij ging doen/deed. Uit de over verdachte opgemaakte rapportages blijkt niet dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ondanks dat uit de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt niet blijkt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, meent de raadsvrouw dat ten tijde van het delict sprake was van (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid. Verdachte heeft verklaard dat hij stemmen hoorde die hem opdroegen de overval op het tankstation te plegen. Daarom kan worden vastgesteld dat het ernaar uitziet dat verdachte ten tijde van het strafbare feit verkeerde in een psychose. Hierdoor was hij niet in staat om zijn handelen in voldoende mate te overzien, laat staan te beheersen en dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of verdachte strafbaar is, heeft de rechtbank gelet op het voorgeleidingsconsult van 6 december 2021, opgemaakt door drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog en op het Pro Justitia rapport van 11 mei 2022, opgemaakt door dr. H.A. de Haan, psychiater.
Psycholoog Schoenmaker heeft aangegeven dat verdachte niet bereid was om met hem in gesprek te gaan en dat hij dus geen voorlopige diagnose op basis van een gesprek heeft kunnen stellen. Wel is aannemelijk dat er sprake is van een psychotische stoornis, mogelijk in het kader van schizofrenie. Dit gelet op de dossierinformatie en gelet op datgeen wat de agenten hebben verteld over het functioneren van verdachte.
Psychiater De Haan komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of anderszins psychotische stoornis. Door de weigering van verdachte om aan het tot stand komen van het rapport mee te werken is de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling niet specifieker te omschrijven. Ook heeft de psychiater door het gebrek aan medewerking niet vast kunnen stellen of er tussen de diagnose en het ten laste gelegde een verband is te leggen.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de medische verklaring van 28 september 2022, opgemaakt door F.M.J. Woonings, psychiater, ten behoeve van de voorbereiding van een zorgmachtiging. De conclusies, neergelegd in die medische verklaring luiden dat verdachte lijdt aan een chronisch verlopende schizofrenie, een post traumatische stress stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen. Er is sprake van een chronisch psychotisch beeld met veel desorganisatie en inadequaat affect. Voor wat betreft de relatie tussen de psychiatrische stoornis en het delict acht de psychiater van belang dat de delictgeschiedenis van verdachte al een lange historie kent en begonnen is voordat hij een eerste psychose doormaakte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate het tenlastegelegde feit aan verdachte kan worden toegerekend, wordt een zwaar gewicht toegekend aan de adviezen daaromtrent van de forensisch gedragsdeskundigen. De beoordeling betreft echter een juridisch oordeel, waartoe de rechtbank komt na weging van de door de deskundigen gegeven adviezen en de onderbouwing daarvan.
De forensisch gedragsdeskundigen hebben de rechtbank als gevolg van het gebrek aan medewerking door verdachte niet kunnen adviseren over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Wel volgt uit voornoemde rapportages dat bij verdachte sprake is van een psychiatrische stoornis, dat verdachte een uitgebreide voorgeschiedenis heeft in verband met, onder meer, schizofrenie en een stoornis in het gebruik van middelen, alsmede dat verdachte bij zijn aanhouding voor het tenlastegelegde feit een verwarde indruk maakt. Bij de beoordeling door de crisisdienst op het politiebureau komt het echter wel tot een gesprek met verdachte. Geconcludeerd wordt dat op dat moment geen sprake is van een acuut psychiatrisch toestandsbeeld of ontregeling waarvoor opname in een psychiatrische kliniek noodzakelijk wordt geacht. Zowel bij de politie, bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting verklaart verdachte de overval te hebben gepleegd in opdracht van stemmen in zijn hoofd. De stemmen die verdachte zegt te horen worden door psychiater Woonings gezien als onderdeel van een meer chronisch psychotisch beeld. Over het tenlastegelegde feit heeft verdachte voorts verklaard dat hij een mes heeft meegenomen uit de keuken van zijn moeder en dat hij dit in zijn rugzak heeft meegenomen naar het tankstation. Voorts heeft hij in het tankstation - hetgeen ook blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden die zich in het dossier bevindt - meermalen rondgelopen en een product afgerekend, voordat hij is overgegaan tot het bedreigen van de beheerder van het tankstation en het geld heeft weggenomen. Na de overval heeft hij het mes teruggelegd in een bak boven de wasmachine, in het huis van zijn moeder.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het buitgemaakte geld deels heeft uitgegeven en het restant heeft verstopt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van bovenstaande informatie worden geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een psychiatrische stoornis die ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde. Ook acht de rechtbank op basis van deze informatie de conclusie gerechtvaardigd dat deze stoornis van invloed is geweest op het handelen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
De rechtbank vindt hierin echter geen aanleiding voor de conclusie dat deze stoornis ten tijde van het tenlastegelegde zodanig van invloed was op het handelen van verdachte dat het bewezenverklaarde feit in het geheel niet aan verdachte is toe te rekenen. Daartoe acht de rechtbank van belang dat vlak na zijn aanhouding geen acuut psychiatrisch toestandsbeeld is geconstateerd. Voorts acht de rechtbank van belang dat de - hiervoor genoemde - verklaringen van verdachte alsook de camerabeelden van de overval geen aanleiding geven voor de conclusie dat bij verdachte vlak voor, ten tijde van alsook vlak na de overval ieder inzicht in de draagwijdte van zijn handelen ontbrak. Verdachte heeft voordat hij naar het tankstation ging, een mes van huis meegenomen. Vervolgens gaat hij meerdere keren de shop van het tankstation in en pleegt hij de diefstal eerst nadat hij producten contant heeft afgerekend respectievelijk nadat betaling van een blikje Redbull met een bankpas niet (meer) lukt. Uit deze handelingen kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte op zijn minst enigszins bewuste en weloverwogen keuzes heeft gemaakt door vóór zijn bezoek aan het tankstation een mes te pakken en mee te nemen en dat uiteindelijk ook te gebruiken nadat afrekenen niet meer lukt.
Het voorgaande afwegende, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend en zal zij hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 690 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering (Tactus Verslavingszorg) in het rapport van 6 oktober 2022 is geadviseerd, waarbij alsdan heeft te gelden dat, bij de uitspraak van het vonnis, onverwijld de verplichte klinische opname kan worden gerealiseerd.
De officier van justitie heeft nog aangegeven dat hij geen vordering tot een zorgmachtiging heeft ingediend, nu daarmee het recidiverisico onvoldoende kan worden ingeperkt.
De officier van justitie acht met opname van verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek, het recidiverisico beter gewaarborgd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte ontslagen wordt van alle rechtsvervolging. Hierdoor komt zij niet toe aan een standpunt betreffende de strafmaat.
Wel heeft de raadsvrouw nog naar voren gebracht dat verdachte in de tijd dat hij in voorlopige hechtenis zat, achteruit is gegaan en dat hij gezondheidsschade heeft geleden. De raadsvrouw acht het van belang dat ten behoeve van verdachte een zorgmachtiging wordt verleend, zodat het zwaartepunt komt te liggen op het verbeteren van de geestelijke gezondheid van verdachte. Zorg op basis van een civielrechtelijke titel verdient de voorkeur boven een strafrechtelijke titel. Op die wijze kan verdachte passende zorg krijgen en hoeft hij niet te wachten op opname in een forensisch psychiatrische kliniek.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg d.d. 6 oktober 2022, de voormelde psychologische/psychiatrische onderzoeksrapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 augustus 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft op 4 december 2021 in een tankstation in Assen een gekwalificeerde diefstal gepleegd. Verdachte heeft voorafgaand aan de diefstal een medewerker van het tankstation een mes getoond en daarbij dreigend gezegd dat de medewerker de geldlade moest open doen en moest weglopen. Vervolgens heeft verdachte een geldsom uit de geldlade weggenomen. Dit moet voor de medewerker een ingrijpende en beangstigende gebeurtenis zijn geweest. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor gewelds- en vermogensmisdrijven.
Bij de bepaling van de strafmaat zoekt de rechtbank in beginsel aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Het oriëntatiepunt voor een overval als waarvan hier sprake is (onder bedreiging met (licht) geweld) is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. De rechtbank ziet echter aanleiding om in onderhavig geval van dit oriëntatiepunt af te wijken en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit genoemd reclasseringsadvies blijkt dat bij verdachte sprake is van langdurige psychiatrische problematiek. De chronische psychotische symptomen staan bij verdachte op de voorgrond. Verdachte is structuurbehoeftig en heeft ondersteuning nodig bij de algemene dagelijkse verrichtingen. Er lijkt sprake te zijn van een mate van onmacht en onvermogen. Verdachte is onvoldoende zelfredzaam en langdurig zorgafhankelijk. Intensieve psychische en farmacologische behandeling en begeleiding op de leefgebieden worden noodzakelijk geacht om recidive te voorkomen en stabiliteit te creëren op de leefgebieden. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en heeft geadviseerd om verdachte in een forensische psychiatrische kliniek te plaatsen. Verdachte is aangemeld bij het NIFP, afdeling individuele forensische zorg, die aanvankelijk een indicatiestelling heeft afgegeven voor fpa-niveau. Nadat echter de fpa Zuidlaren verdachte heeft afgewezen in verband met de zorgintensiteit die voor verdachte nodig is, is geoordeeld dat verdachte gezien zijn problematiek en het beveiligingsniveau op een fpk dient te worden geplaatst.
Bij de reclassering (en overigens ook ter terechtzitting) heeft verdachte aangegeven dat hij openstaat voor klinische behandeling gericht op de psychiatrische problematiek.
Gelet op de persoonlijke problematiek van verdachte en de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, acht de rechtbank het in het bijzonder van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk de juiste behandeling krijgt aangeboden. Behandeling van verdachte op civielrechtelijke titel, zoals de raadsvrouw heeft verzocht, acht de rechtbank echter onvoldoende. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de reclassering het gevaar op recidive hoog inschat en dat het bewezenverklaarde feit een geweldsdelict betreft. Om recidive te voorkomen wordt behandeling in een forensische psychiatrische kliniek met een afdoende mate van beveiliging noodzakelijk en geboden geacht.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 699 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Hierbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd en hierna in het dictum opgenomen.
Benadeelde partij
[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 295,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering tot schadevergoeding kan worden toegewezen nu deze voldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat indien verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 december 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder het tweede alternatief/cumulatief is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 699 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (een gedeelte, groot 360 dagen), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich (in persoon dan wel telefonisch) meldt bij reclassering Tactus Verslavingszorg te Zwolle, [adres], tel. [telefoonnummer] dan wel bij een door voornoemde reclasseringsinstelling nader te bepalen verslavingsreclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht. Daarbij houdt hij zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en werkt hij mee aan huisbezoeken;
dat veroordeelde zich laat opnemen in de [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op dinsdag 8 november 2022. Veroordeelde zal op dinsdag 8 november 2022 door DV&O vanuit [instelling] naar de [instelling] worden vervoerd, alwaar hij vanaf 11:00 uur zal worden opgenomen. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorginstelling dat nodig acht. Indien de reclassering een overgang naar beschermd wonen wenselijk acht, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat veroordeelde zich, na de klinische opname, ambulant laat behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorgverlener dat nodig acht.
Veroordeelde laat zich bij een terugval in middelengebruik of een verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld tijdens het behandeltraject opnemen in een zorginstelling, indien en nadat de rechter heeft bepaald dat, en voor welke duur, zich de noodzaak tot deze opname voordoet.
4. dat veroordeelde, na de klinische opname, zal verblijven in een nader te bepalen beschermd wonen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. dat veroordeelde, na de klinische opname, actief deelneemt aan de gedragsinterventie
‘leefstijltraining’ of een andere training ter bepaling van de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
6. dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van middelen (specifiek cannabis, alcohol, amfetamine en cocaïne) om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek, een blaastest of een alcoholband gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo
- -
vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van dinsdag 8 november 2022 op het tijdstip dat veroordeelde door DV&O wordt afgeleverd bij de [instelling], [adres].
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 295,- (zegge: tweehonderdvijfennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 295,- materiële schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 295,- (zegge: tweehonderdvijfennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 295,- materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van vijf dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H.R. Bracht rechters, bijgestaan door mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2022.
Mr. H.R. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen