Rb. Oost-Brabant, 20-01-2015, nr. C/01/286642 / KG ZA 14-739
ECLI:NL:RBOBR:2015:283
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
20-01-2015
- Zaaknummer
C/01/286642 / KG ZA 14-739
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2015:283, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 20‑01‑2015; (Kort geding)
Uitspraak 20‑01‑2015
Inhoudsindicatie
I.E-zaak. Inbreuk op auteurs- en persoonlijkheidsrechten van Piet Hein Eek (B.V.) Betreft de ontwerpen: Kuipstoel en Kruk in sloophout.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/286642 / KG ZA 14-739
Vonnis in kort geding van 20 januari 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIET HEIN EEK BV,
gevestigd te Geldrop,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EEK & RUIJGROK BV,
gevestigd te Geldrop,
3. PIET HEIN EEK,
wonende te Geldrop,
eisers,
advocaat mr. M.R. de Zwaan te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [bedrijfsnaam],
gedaagde,
advocaat mr. H.Th.A. Nijkamp te Uden.
Eisers zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Piet Hein Eek c.s. Eiseres sub 1 zal Eek B.V. en eiser sub 3 zal Eek worden genoemd. Gedaagde zal [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
De procedure blijkt uit:- de brief van mr. De Zwaan d.d. 26 december 2014 met een toelichting waarom de dagvaarding alsnog aan [gedaagde] zal worden betekend;
- -
de betekende dagvaarding van 29 december 2014 met 15 producties;
- -
de producties 1 tot en met 12 van [gedaagde];
- -
de op 7 januari 2015 van mr. De Zwaan ontvangen specificatie van de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van Piet Hein Eek c.s.;
- -
de mondelinge behandeling op 8 januari 2015;
- -
de pleitnota van Piet Hein Eek c.s.;
- -
de pleitnota van [gedaagde];
- -
de ter zitting door mr. Nijkamp overgelegde specificatie van kosten van rechtsbijstand aan de zijde van [gedaagde];
- -
de vermindering van de eis.
1.2.
Ter zitting hebben partijen meubelen getoond.
1.3.
Een minnelijke regeling bleek ter zitting niet haalbaar, zodat vonnis is bepaald.
2. De feiten
2.1.
Eek is ontwerper en ontwerpt en fabriceert onder andere designmeubilair, verlichting en accessoires. Kenmerkend voor zijn ontwerpen zijn het gebruik van gebruikt materiaal, zoals sloophout, en de sobere vormgeving van de meubels.
2.2.
Eek is directeur en grootaandeelhouder van Eek B.V. Op 28 april 2006 heeft Eek de auteursrechten op alle “door hem vervaardigde en nog te vervaardigen werken (ontwerpen) van toegepaste kunst” aan Eek B.V. overgedragen. Eek BV treedt op als rechthebbende op de exploitatierechten. De persoonlijkheidsrechten komen aan Eek persoonlijk toe. Eek & Ruijgrok B.V. produceert de meubels van Eek.
2.3.
In deze zaak draait het om de Kuipstoel in twee varianten en de Kruk. De Kuipstoel is in 1998 door Eek (in de wit gelakte variant uitgevoerd) ontworpen voor een expositie van door Eek ontworpen tuinhuizen voor het Groninger Museum. Het ontwerp van de Kuipstoel wordt, in ieder geval volgens Piet Hein Eek c.s., gekenmerkt door de vormgeving van de leggers en de leuning, de maatvoering, de kleurstelling en de materiaalkeuze (sloophout) en de onorthodoxe wijze waarop de voor-en achterpoot tegen de zijpanelen worden aangeschroefd. In latere uitvoeringen van de Kuipstoel heeft Eek gebruik gemaakt van sloophout met behoud van de versleten oorspronkelijke verflaag.
2.4.
Het ontwerp van De Kruk is gebaseerd op het ontwerp van de Eiken Stoel, geïnspireerd op de periode van voor de Tweede Wereldoorlog waarin eenvoudige, van planken getimmerde, stoelen werden gemaakt. Kenmerkend, ook hier weer volgens Piet Hein Eek c.s., zijn naast de eenvoud en directheid van de constructie van de Kruk, de in de hoek gezaagde poten.
2.5.
[gedaagde], de eigenaresse van [bedrijfsnaam], is natuurgeneeskundig therapeut. Zij voert, blijkens de inschrijving in het handelsregister, sinds 2008 als eenmanszaak een praktijk voor natuurgeneeswijze met daarbij een groot- en detailhandel in natuurlijke producten ([bedrijfsnaam]). Dit doet [gedaagde] naast haar reguliere baan (16 uur per week) bij Ikea.
2.6.
In augustus 2014 raakten Piet Hein Eek c.s. op de hoogte van de activiteiten van [bedrijfsnaam] en na onderzoek werd hen duidelijk dat deze eenmanszaak, in de ogen van Piet Hein Eek c.s., replica’s van de Kuipstoel en de Kruk aanbood op haar website www.[bedrijfsnaam].nl. In ieder geval bleek Piet Hein Eek c.s. dat [gedaagde] op bestelling 10 kuipstoelen zonder diens toestemming of medeweten had verkocht en geleverd aan [bedrijfsnaam 2] te Meterik. Deze vennootschap onder firma exploiteert onder de handelsnaam “[bedrijfsnaam 3]” een winkel, waar de 10 kuipstoelen werden gebruikt.
2.7.
De partner van [gedaagde], [de partner] (hierna te noemen: [de partner]), heeft de kuipstoelen en de krukken van [bedrijfsnaam] gemaakt.
2.8.
Na op 3 november 2014 verlof te hebben verkregen, hebben Piet Hein Eek c.s. op 5 november onder [bedrijfsnaam 2] te Meterik beslag tot afgifte gelegd op de 10 door [gedaagde]/[bedrijfsnaam] geleverde kuipstoelen (in de witte versie). Piet Hein Eek c.s. hebben [gedaagde]/[bedrijfsnaam] en [bedrijfsnaam 2] bij brieven van 5 respectievelijk 6 november 2014 gesommeerd hun inbreuk op de auteursrechten van Eek B.V. te staken. [bedrijfsnaam 2] heeft aan deze sommatie voldaan en een onthoudingsverklaring getekend. De bij [bedrijfsnaam 2] aangetroffen stoelen zijn aan Piet Hein Eek c.s. afgegeven, althans aan hen ter beschikking gesteld.
2.9.
[gedaagde] heeft de door Piet Hein Eek c.s. toegezonden onthoudingsverklaring niet getekend. Zij heeft wel inzicht gegeven in de aantallen van de verkochte kuipstoelen en krukken en de administratie (zoals bijgehouden door haar boekhouder) overgelegd waaruit de behaalde omzet blijkt van de verkochte kuipstoelen en krukken.
2.10.
De website www.[bedrijfsnaam].nl en de Facebookpagina van [gedaagde]/[bedrijfsnaam] zijn hangende deze procedure door haar uit de lucht gehaald. [gedaagde] heeft in deze procedure aangegeven de stoelen en krukken niet meer te zullen verhandelen en/of vervaardigen.
2.11.
[gedaagde] heeft op 13 november 2014 de kosten rechtsbijstand en beslagkosten met betrekking tot het beslag van Piet Hein Eek c.s. onder [bedrijfsnaam 2] ad€ 2.420,00 (incl. BTW), zijnde € 2.000,-- (excl. BTW), aan de advocaat van Piet Hein Eek c.s. voldaan.
3. Het geschil
3.1.
Piet Hein Eek c.s. vorderen na vermindering van eis - samengevat - het volgende:
1. [gedaagde] onmiddellijk na betekening van dit vonnis te gebieden elke inbreuk op het auteursrecht van Piet Hein Eek c.s. te staken en gestaakt te houden:
a. door verveelvoudiging en/of openbaarmaking van met de Kuipstoel en de Kruk in Sloophout van Piet Hein Eek c.s. overeenstemmende meubels;
b. door afbeelding van de ontwerpen van Piet Hein Eek c.s. in door [gedaagde]
gecontroleerde en/of geïnitieerde uitingen, al dan niet op internet waaronder de website van [gedaagde] (www.[bedrijfsnaam].nl) en in de social media
te staken en gestaakt te houden;
2. [gedaagde] te gebieden binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van Piet Hein Eek c.s. toe te doen komen een correct, compleet, schriftelijk en met onderliggende orders en facturen onderbouwd, en door een onafhankelijke door Piet Hein Eek c.s. aan te wijzen en te instrueren registeraccountant op kosten van [gedaagde] te verifiëren,
a) overzicht van de aantallen inbreukmakende meubels, die zijn geproduceerd, ingekocht, verkocht en in voorraad gehouden;
b) overzicht van alle opdrachtgevers en/of afnemers van de inbreukmakende
producten onder vermelding van de volledige contactgegevens en een
duidelijke omschrijving en/of afbeelding van hetgeen aan hen werd
geleverd;
c) berekening van de brutowinst die is behaald met de vervaardiging en/of
verkoop van de inbreukmakende meubels;
3. [gedaagde] te veroordelen tot verzending aan de bedoelde opdrachtgevers en afnemers, binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, van een bericht per e-mail, of bij gebreke daarvan, per gewone post van een kennisgeving met afschrift aan de advocaat van Piet Hein Eek c.s., met uitsluitend de volgende inhoud:
Geachte [ ]
Hierbij moet ik u informeren dat de voorzieningenrechter bij vonnis d.d. [ ] heeft
geoordeeld dat het door mij aan u geleverde meubel, te weten [ ] inbreuk maakt
op de aan Piet Hein Eek toekomen auteursrechten. De rechter heeft mij
veroordeeld het aan u geleverde meubel terug te halen onder gelijktijdige
aanbieding aan u van de door u betaalde koopprijs. Graag verzoek ik u derhalve
contact met mij op te nemen zodat ik binnen 7 dagen na dagtekening van dit
bericht de koopprijs aan u kan restitueren en het meubel bij u kan ophalen. Ik wijs u erop dat indien u geen gevolg geeft aan dit verzoek de firma Piet Hein Eek uit Eindhoven gerechtigd is dit meubel bij u in beslag te nemen en te doen vernietigen.
Ik vertrouw erop u hiermee naar behoren te hebben geïnformeerd
Hoogachtend
[ ]
4. [gedaagde] te veroordelen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis alle in voorraad gehouden en alle geretourneerde inbreukmakende meubels, in aanwezigheid van een deurwaarder, te vernietigen en een door de deurwaarder opgesteld proces-verbaal van deze vernietiging aan de advocaat van Piet Hein Eek c.s. te doen toekomen;
5. te bepalen dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt en verschuldigd is aan Piet Hein Eek c.s. dat [gedaagde] in gebreke is met de tijdige of volledige nakoming van de hiervoor genoemde ge- of verboden;
6. te bepalen dat de eis in de hoofdzaak binnen 6 maanden na datum van dit vonnis moet worden ingesteld;
7. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de volledige gemaakte en nog te maken redelijke en evenredige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv;
8. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Hieraan leggen Piet Hein Eek c.s. in de kern ten grondslag dat de in geding zijnde ontwerpen van de Kuipstoel in Sloophout en de Kruk in Sloophout van Eek oorspronkelijk zijn en het persoonlijk stempel van Eek dragen. [gedaagde] maakt inbreuk op het auteursrecht van Piet Hein Eek c.s. omdat zij deze zitmeubels te koop aanbiedt terwijl deze ommiskenbaar een met de ontwerpen van Eek overeenstemmende totaalindruk geven.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Dit komt samengevat op het volgend neer:
3.3.1.
De stoelen en de kruk zijn door [de partner] gemaakt. [de partner] zou vanwege zijn depressiviteit op advies van zijn therapeut moeten werken aan zijn creativiteit (die hij zou onderdrukken). Daarom is hij aan de slag gegaan met vervaardigen van onder meer een kuipstoel en een kruk. [de partner] heeft benadrukt dat hij hiervan niet zijn werk maakt. Hij is werkzaam voor 31 uur per week voor een onderneming die mensen met afstand tot de arbeidsmarkt bemiddelt tot betaald werk. [de partner] is liefhebber van de werken van Eek en heeft een aantal originele meubelstukken van Eek aan de inrichting van het huis dat hij met [gedaagde] bewoont toegevoegd. Het maken van de meubels draagt louter een hobbymatig en therapeutisch karakter.
3.3.2.
[gedaagde] en [de partner] zijn geschrokken van de aantijgingen van Piet Hein Eek c.s. en van deze procedure. Zij hebben besloten niet verder te gaan met de vervaardiging en de verkoop van de gewraakte producten en de website www.[bedrijfsnaam].nl uit de lucht te halen. De productie was bovendien zeer beperkt en werd op bestelling en naar de persoonlijke wens van de koper vervaardigd. Naast de 10 kuipstoelen voor [bedrijfsnaam 2] heeft [bedrijfsnaam] slechts aan drie andere klanten de gewraakte producten geleverd. Daarvan is een overzicht d.d. 23 december 2014 van de boekhouder in het geding gebracht, met de bijbehorende facturen. [gedaagde] heeft geen voorraad van producten. De producten werden tegen kostprijs verkocht en van een winst was geen sprake.3.3.3. [gedaagde] betwist daarnaast dat Eek en Piet Hein Eek B.V. auteursrecht hebben op de Kuipstoel en de Kruk in Sloophout. Subsidiair stelt [gedaagde] dat, voorzover toch het bestaan van hun auteursrecht moet worden aangenomen, zij daarop geen inbreuk maakt. De gewraakte kuipstoel en de kruk van [de partner] zijn eigen ontwerpen. Hij heeft zelfstandig en zonder voorbeeld te nemen aan de producten van Eek zijn creaties ontwikkeld. De door hem ontwikkelde producten wijken in belangrijke mate af van de Kuipstoel en Kruk van Eek. Onder meer gebruikt [de partner] nieuw hout, ook is de maatvoering, de bevestigingswijze, kleurstelling, afmeting + model + bevestiging van de leuning anders. Bovendien verwerkt [de partner] in zijn modellen een muntje met de tekst “[bedrijfsnaam]” om aan te geven dat deze producten afkomstig zijn van [bedrijfsnaam] en niet van anderen. Er is om al die redenen geen verwarring te duchten met de Kuipstoel en Kruk van Eek.
3.3.4.
Een feitelijk belang aan het gevorderde ontbreekt. Onmiddellijk na sommatie heeft [gedaagde] aangegeven eventueel inbreukmakend handelen te stoppen. Zij heeft aangegeven de stoelen en krukken niet te zullen verhandelen en/of te vervaardigen, en elke openbaarmaking daarvan onmiddellijk te staken. Verder heeft zij inzage gegeven in de afnemers van de stoel en kruk en daarvan bewijsstukken aan Piet Hein Eek c.s. verstrekt.
3.3.5.
Voor vergoeding van de volledige gemaakte kosten van rechtsbijstand zoals door Piet Hein Eek c.s. is gevorderd is geen ruimte. Deze kosten staan niet in verhouding tot het daadwerkelijk belang en de eenvoudige aard van het geschil.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang aan de zijde van Piet Hein Eek c.s. vloeit genoegzaam voort uit de aard van hun vorderingen.
4.2.
[gedaagde] heeft betoogd dat Piet Hein Eek c.s. geen feitelijk belang meer hebben bij toewijzing van (in ieder geval) het gevorderde onder 1 tot en met 4 en dat de vorderingen onder 1 t/m 5 reeds om die reden dienen te worden afgewezen. Piet Hein Eek c.s. menen echter nog steeds belang bij toewijzing van hun vorderingen te hebben.De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande dat weliswaar aannemelijk is dat [gedaagde] op dit moment inderdaad is gestopt met de vermeende inbreukmakende handelingen en dat zij, met haar partner [de partner], heeft besloten te stoppen met de vervaardiging van de gewraakte kuipstoelen en krukken. Indien echter mocht blijken dat Piet Hein Eek c.s. het recente handelen van [gedaagde] terecht hebben gekwalificeerd als inbreuken op auteursrecht, kunnen zij er nog steeds belang bij hebben om hun rechten in rechte te handhaven, al was het maar om sterk te staan tegenover derden die eerder zaken met [gedaagde] hebben gedaan met betrekking tot kuipstoelen en krukken. Daarnaast impliceert de processtrategie van [gedaagde] dat zij bestrijdt dat er sprake is van auteursrechtelijke bescherming voor Piet Hein Eek c.s. Ook om die reden behouden Piet Hein Eek c.s. belang bij een rechterlijk oordeel over het gestelde auteursrecht en de vermeende inbreuk daarop. [gedaagde] mag natuurlijk zelf bepalen hoe zij verweer voert, maar dat Piet Hein Eek c.s. van sommige onderdelen van het verweer ongerust werden, is vanuit hun positie wel te begrijpen.
4.3.
Het is zodoende nog steeds nodig de vraag te beantwoorden of de Kuipstoel in sloophout en de witte versie daarvan alsmede de Kruk in Sloophout van Eek auteursrechtelijke bescherming genieten en, zo ja, of [gedaagde] op de rechten aan de zijde van Piet Hein Eek c.s. inbreuk heeft gemaakt. Hoewel [de partner] de timmerman is geweest die de stoelen en krukken feitelijk heeft vervaardigd, is het duidelijk dat deze onder de vlag van [bedrijfsnaam], dus in de onderneming van [gedaagde], zijn gemaakt, te koop aangeboden en verkocht. Dat Henriks voor eventueel inbreukmakend gedrag verantwoordelijk is, is tussen partijen ook geen geschilpunt gebleken.
4.4.
Ingevolge artikel 1 van de Auteurswet (Aw) is het auteursrecht het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld. Ingevolge artikel 10, lid 1 aanhef en onder 11, Aw wordt onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst mede verstaan: werken van toegepaste kunst en tekeningen en modellen van nijverheid.
4.5.
Voor auteursrechtelijke bescherming is vereist dat het werk een eigen intellectuele schepping is van de maker. De vorm mag niet zijn ontleend aan een ander werk en moet het resultaat zijn scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes en daarmee voortbrengsel van de menselijke geest.
4.6.
De kuipstoelen (zowel de witte als de sloophout(achtige) variant) en de krukken van beide partijen waren ter zitting aanwezig. Eek en [de partner] hebben de eigen meubels aan de voorzieningenrechter getoond en daarbij uitleg gegeven over het gebruikte materiaal, de vormen, het maakproces en de gedachtegang die een rol heeft gespeeld bij het eigen eindproduct. Tevens hebben zij in hun toelichting de werken van de andere partij van - kritisch - commentaar voorzien.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat Piet Hein Eek c.s. niet de bescherming inroepen van de stijl van Eek, maar slechts concreet die van de in geding zijnde Kuipstoel (in sloophout en wit) en Kruk.
4.8.
Van belang is of Eek de Kuipstoel en de Kruk heeft gemaakt met een oorspronkelijk, eigen karakter en daarop een persoonlijk stempel heeft gedrukt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De Kuipstoel en de Kruk zijn meubelstukken waarbij de vormgeving in belangrijke mate het resultaat is van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten: de aanwezigheid van vier poten, een zitvlak (bij Kuipstoel en Kruk) en een rugleuning en armleuningen (bij Kuipstoel), waarvan de vormgeving doorgaans door de gebruiksbehoeften worden bepaald. Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de Kuipstoel en de Kruk en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft Eek echter onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt, gelet op de creatieve keuzes die Eek heeft gemaakt en op hoofdpunten zijn opgesomd in r.o. 2.3. en 2.4. van het feitenoverzicht. Daarnaast heeft Eek ter zitting aan de hand van de door hem ter zitting getoonde Kuipstoel (in sloophout en wit) en Kruk nader toegelicht hoe hij tot dit ontwerp is gekomen door met name te benadrukken dat hij met zijn ontwerp manifest heeft willen laten zien hoe een product gemaakt wordt (“plankjes met schroeven in het zicht”) en de pragmatische overwegingen die hij hierbij heeft gemaakt (“form follows function”).
4.9.
Dit brengt met zich dat de auteursrechtelijke grondslag de vordering sub 1 in beginsel kan dragen.
4.10.
Vervolgens moet aan de orde komen of [gedaagde]/[bedrijfsnaam] op het auteursrecht met betrekking tot de Kuipstoel en de Kruk inbreuk heeft gemaakt.
4.11.
Ingevolge artikel 13 Aw is eerst dan sprake van verveelvoudiging van, dat wil zeggen een inbreuk op, een auteursrechtelijk beschermd werk indien sprake is van een gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Hierbij geldt dat de totaalindruk van de werken overeen moet stemmen.
4.12.
Ter zitting heeft [de partner] aan de hand van de door hem vervaardigde kuipstoel en kruk - welsprekend - uiteengezet hoe hij tot deze ontwerpen is gekomen. [de partner] heeft met zijn ontwerpen getracht een robuuste, stoere, praktische en meegaande stoel te maken, die naar zijn beleving meer zitcomfort biedt dan de Kuipstoel en de Kruk van Eek. De verschillen tussen de beide Kuipstoelen en Krukken (Eek- [de partner]) waarop [de partner] uitvoerig heeft gewezen (hout 30 mm, geen sloophout, poten breder, onderste poot bevestigd op 2 leggers voor de extra stabiliteit, armleuning rond gefreesd, poten rond gefreesd, armleuningen lager, zithoogte lager, zitdiepte en breedte breder, afmeting zitvlak Kruk breder, houtsoort Kruk lariks) zijn evenwel niet in het oog springend. Het gaat bij de beoordeling niet om een minutieuze studie van de verschillen, maar om het totaalbeeld, voor zover dat wordt beïnvloed door de auteursrechtelijke beschermde trekken.
4.13.
De verschillen zijn voor degene die, zoals de voorzieningenrechter, zojuist de beide makers een toelichting heeft horen en zien geven weliswaar waarneembaar, maar ondergeschikt aan het totaalbeeld, zodat deze geen afbreuk doen aan de overeenstemmende totaalindruk. Ter zitting werd het de voorzieningenrechter pas na de uitleg van Eek en [de partner] duidelijk welke Kuipstoelen/Krukken een “Eek” waren en welke een “[bedrijfsnaam]”. Hij werd vervolgens bij het uit elkaar houden geholpen door het feit dat partijen zo vriendelijk waren geweest de meubels van Eek rechts op te stellen en de meubels van [de partner]/[bedrijfsnaam] aan de linkerzijde. De omstandigheid dat [de partner] steeds een muntje in het hout bevestigt, waardoor het de consument duidelijk is dat hij te maken heeft met een [bedrijfsnaam]-product doet aan het vorenstaande onvoldoende af. Voorzover [de partner] hiermee heeft willen betogen dat er geen sprake is van verwarringsgevaar geldt dat het element van verwarring geen rol speelt in de benadering en beoordeling van de vraag of er sprake is van inbreuk op auteursrechten.
4.14.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de kuipstoel en de kruk zoals deze door [de partner] voor [gedaagde] zijn vervaardigd aan te merken als bewerking of nabootsing van de door auteursrecht beschermde werken van Eek/Piet Hein Eek B.V., zulks weliswaar in een enigszins afwijkende maatvoering en houtsoort, maar zonder ten opzichte daarvan als een nieuw, oorspronkelijk werk te kunnen gelden. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet goed denkbaar dat een ander, in dit geval [de partner], onafhankelijk van Eek bij het maken van een dergelijk werk tot hetzelfde resultaat zou zijn gekomen. De door [de partner] gegeven uitleg van de wijze waarop hij het (nieuwe) hout heeft bewerkt en heeft geverfd om het een “oude houtlook” te geven, bevestigt eerder het tegendeel van wat [de partner] ter zitting heeft betoogd, namelijk dat hij op geen enkele wijze aansluiting heeft willen beogen met het werk van Eek. Dat geldt zeker nu de Kuipstoel in sloophout van Eek nu juist onder meer faam ontleent aan het behoud door Eek van de versleten oorspronkelijke verflaag, terwijl ook niet in geschil is dat [de partner] het werk van Eek, als liefhebber ervan, kende.
4.15.
Voor wat betreft de Kruk gelden soortgelijke overwegingen, zij het dat aan [de partner] kan worden toegegeven dat aan de kruk - slechts een samenstel van poten en zitvlak - welhaast per definitie minder bijzondere kenmerken kleven, zodat het meest bepalende element in de nabootsing daar de keuze voor (imitatie-) sloophout is.
4.16.
[gedaagde] heeft kuipstoelen en krukken verveelvoudigd. Niet in geschil is dat [de partner] kuipstoelen en krukken in het kader van de onderneming [bedrijfsnaam] van [gedaagde] heeft vervaardigd, dat [gedaagde] deze kuipstoelen en krukken in het kader van die onderneming, onder meer op de website van [bedrijfsnaam] en voorzien van afbeeldingen, te koop heeft aangeboden aan het publiek en dat [bedrijfsnaam] ook daadwerkelijk kuipstoelen en krukken aan klanten heeft verkocht en geleverd.
4.17.
[de partner] heeft ter zitting met enthousiasme verklaard over de door hem vervaardigde meubels. De voorzieningenrechter kan zich wel iets voorstellen bij de stelling van [gedaagde], dat het goed voor [de partner] is om hobbymatig/therapeutisch met zijn handen en zijn hoofd te werken. De voorzieningenrechter kan echter niet aan [gedaagde] (en [de partner]) toestaan om dat op een wijze te doen waarmee inbreuk wordt gemaakt op rechten van Piet Hein Eek c.s. [de partner] zal zich op het vervaardigen van andere zaken moeten richten.
4.18.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen heeft [gedaagde] zich in haar eenmanszaak [bedrijfsnaam] schuldig gemaakt aan de inbreuk op de rechten van Piet Hein Eek c.s. en wordt de vordering sub 1 van Piet Hein Eek c.s. toegewezen als hierna te melden.
4.19.
Aan de veroordeling zal een dwangsom worden verbonden. De dwangsom zal wel worden beperkt als in het dictum te melden.
4.20.
[gedaagde] heeft met overgelegde relevante administratie en klantgegevens van haar eenmanszaak [bedrijfsnaam] voorshands genoegzaam aangetoond hetgeen wordt gevorderd in vordering sub 2. [gedaagde] heeft opgegeven wat zij wanneer aan wie heeft verkocht en geleverd (in totaal 14 kuipstoelen en 4 krukken), wat zij daarvoor aan die klanten in rekening heeft gebracht (in totaal € 1.914,87 ex BTW) en wat er op de overgelegde facturen aan haar betaald is. Enige concrete aanwijzing dat [gedaagde] in de verstrekte informatie onvolledig is geweest, is gesteld noch gebleken. Gelet hierop hebben Piet Hein Eek c.s. in dit kort geding onvoldoende belang meer bij toewijzing van deze vordering en zal deze worden afgewezen.
4.21.
Piet Hein Eek c.s. hebben ook nog maar een beperkt belang bij toewijzing van het gevraagde in vordering sub 3. Ten aanzien van verreweg de grootste afnemer, [bedrijfsnaam 2]/[bedrijfsnaam 3] te [vestigingsplaats] (goed voor tien van de veertien kuipstoelen) heeft Eek op 5 november 2014 zelf al ingegrepen door de beslaglegging, gevolgd door afgifte van de stoelen en de verkrijging van een onthoudingsverklaring.
4.22.
De gevraagde veroordeling heeft dan alleen nog relevantie ten aanzien van de afnemers [afnemer 1], (1 kuipstoel), [afnemer 2] (2 krukken), en [afnemer 3] (2 kuipstoelen en 2 krukken). Naar de voorzieningenrechter begrepen heeft, betreft de aankoop door mevrouw [afnemer 3] medio oktober 2014 een proefaankoop in opdracht van Piet Hein Eek c.s. Op die wijze zijn Piet Hein Eek c.s., naar mag worden aangenomen, aan de meubels van [gedaagde] gekomen die zij ter zitting als bewijsmateriaal hebben getoond. Ten aanzien van die kuipstoelen en krukken is de gevraagde verzending van een e-mailbericht of brief door [gedaagde] aan de klant thans zinledig.
4.23.
Zodoende resteren nog buiten de macht van Piet Hein Eek c.s. maximaal een kuipstoel (wit) bij [afnemer 1] en twee krukken bij [afnemer 2]. De namen en adressen van deze betrokkenen zijn bij Piet Hein Eek c.s. uit de door [gedaagde] verstrekte facturen kenbaar. Piet Hein Eek c.s. kunnen zelf bezien of zij het noodzakelijk achten op de voet van het bepaalde in artikel 28 lid 1 Aw deze meubelen bij [afnemer 1] en [afnemer 2] op te eisen. De voorzieningenrechter acht het resterende feitelijke probleem echter te gering om daarvoor, in dit kort geding, te bepalen dat [gedaagde] deze twee klanten met een email of brief als in het petitum geformuleerd de stuipen op het lijf moet jagen. Daarvoor ziet de voorzieningenrechter niet de noodzakelijke evenredigheid tussen de resterende ernst van de inbreuk, de gevorderde maatregelen en de belangen van beide genoemde derden in de zin van artikel 28 lid 8 Aw. De vordering onder sub 3 wordt afgewezen.
4.24.
Vordering sub 4 ziet op het vernietigen van de in voorraad gehouden inbreukmakende meubels en alle geretourneerde inbreukmakende meubels in aanwezigheid van een deurwaarder. [gedaagde] heeft uitdrukkelijk betwist dat er nog sprake is van voorraden. Het tegendeel is op geen enkele wijze gebleken of aannemelijk geworden. Zoals hiervoor overwogen, is het merendeel van de inbreukmakende meubels inmiddels al rechtmatig in de macht van Piet Hein Eek c.s. en kunnen zij deze desgewenst vernietigen. [gedaagde] zou moeilijk kunnen voldoen aan een veroordeling tot het vernietigen van meubels die zij niet heeft. Uit het vorenoverwogene blijkt wel dat er mogelijk nog een kuipstoel (wit) bij [afnemer 1] en twee krukken bij [afnemer 2] zijn, maar dat [gedaagde] daar wat de voorzieningenrechter betreft niet achteraan hoeft te gaan. Het logische gevolg is dat hij [gedaagde] dan ook niet zal veroordelen om deze te vernietigen.
4.25.
De voorzieningenrechter zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019i Rv in het dictum een termijn bepalen voor het instellen van een eis in de hoofdzaak.
4.26.
Piet Hein Eek c.s. hebben op basis van artikel 1019h Rv een bedrag van € 8.602,99 (exclusief BTW) aan advocaatkosten gevorderd. Zij hebben op het gespecificeerde totaalbedrag van € 10.602,99 al rekening gehouden met de vergoeding van € 2.000,-- die reeds is voldaan in verband met de activiteiten ten aanzien van [bedrijfsnaam 2] [gedaagde] heeft tegen de gevorderde proceskostenveroordeling gemotiveerd verweer gevoerd. Het debat omtrent de proceskosten, mede gezien in het licht van klaarblijkelijk suboptimaal verlopen contacten tussen de advocaten voorafgaande aan de zitting, heeft in deze zaak tot het meest felle deel van het debat ter zitting geleid.
4.27.
Hoewel na datumbepaling van dit kort geding (in november 2014) mr. Nijkamp namens [gedaagde] aan mr. de Zwaan heeft aangegeven dat [gedaagde] uit kostenoverwegingen vrijwillig zou verschijnen, zullen de kosten van de betekening van de dagvaarding op 29 december 2014 toch aan [gedaagde] in rekening worden gebracht. Te billijken valt dat Piet Hein Eek c.s. in de licht tumultueuze voorgeschiedenis van dit kort geding uiteindelijk de dagvaarding veiligheidshalve toch hebben doen betekenen.
4.28.
Ook het griffierecht zal ten laste van [gedaagde] worden gebracht. Piet Hein Eek c.s. hebben met reden het onder 1 gevorderde aan de voorzieningenrechter ter beoordeling voorgelegd en daarop de gewenste veroordeling verkregen. Zonder betaling van het griffierecht was dat onmogelijk geweest. Ook het door Piet Hein Eek c.s. voor dit kort geding verschuldigd geworden griffierecht wordt volledig voor rekening van [gedaagde] gebracht.
4.29.
Voor de kosten van rechtsbijstand geldt dat de maatstaf van artikel 1019h Rv. in zaken betreffende rechten van intellectuele eigendom tot andere uitkomsten leidt dan de in andere zaken gebruikelijke toepassing van artikel 237 e.v. Rv. Dit kan “desgevorderd” meebrengen dat de volledige kosten worden toegewezen. Bij het oordeel wat in casu “redelijke en evenredige” kosten zijn zoekt de voorzieningenrechter aansluiting bij het door het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren van de rechtbanken (LOVCK) vastgestelde indicatietarief in IE-zaken voor een eenvoudig kort geding. Dit tarief bedraagt € 6.000,00. Er mag dan tussen partijen allerlei geharrewar zijn geweest, in de kern gaat het om een overzichtelijke auteursrechtzaak. De feiten zijn niet veelomvattend en over het juridisch kader hebben partijen in casu ook niet veel complicaties opgeworpen.
4.30.
De kosten van de kwestie met [bedrijfsnaam 2] hadden Piet Hein Eek c.s. zelf al in mindering gebracht. Deze kosten betreffen tot op zekere hoogte een zijtoneel van dit kort geding. Het zou niet redelijk zijn om de betreffende € 2.000,-- nogmaals in mindering te brengen. Er behoort echter wel een aftrek te worden toegepast omdat [gedaagde] niet de volledig in het ongelijk gestelde partij is. [gedaagde] is weliswaar op het belangrijkste punt, het onder 1 gevorderde, in het ongelijk gesteld, maar de afwijzing van het onder 2 tot en met 4 gevorderde moet wel gewicht in de schaal leggen. Dat leidt tot het oordeel dat [gedaagde] slechts 2/3 deel van het genoemde indicatietarief hoeft te vergoeden, derhalve € 4.000,--. Dat is nog steeds aanmerkelijk meer dan [gedaagde] redelijk acht, maar Piet Hein Eek c.s. hebben niet geheel zonder reden aangevoerd dat zij geconfronteerd worden met veel “kleine” inbreukmakers die hen voor grote kosten van rechtsbijstand stellen. Toewijzing van slechts het “gewone” liquidatietarief zou onvoldoende recht doen aan dit belang van Piet Hein Eek c.s. en aan het in deze zaak geldend wettelijk uitgangspunt als neergelegd in artikel 1019h Rv.
4.31.
De proceskosten worden als volgt begroot:
- dagvaardingskosten 97,73
- griffierecht 613,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 4.000,00
Totaal € 4.710,73.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] onmiddellijk na betekening van dit vonnis elke inbreuk op het auteursrecht van Piet Hein Eek B.V. en Eek te staken en gestaakt te houden:
- -
a door verveelvoudiging en/of openbaarmaking van met de Kuipstoel (wit en in sloophout) en de Kruk in sloophout overeenstemmende meubels van Piet Hein Eek c.s.;
- -
b door afbeelding van de ontwerpen van Piet Hein Eek c.s. in door [gedaagde]
gecontroleerde en/of geïnitieerde uitingen, al dan niet op internet waaronder de website van [gedaagde] (www.[bedrijfsnaam].nl) en in de social media,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Piet Hein Eek c.s. een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer (de productie, aanbieding, verkoop, verdere verhandeling of afbeelding van afzonderlijke inbreukmakende meubels geldt als één overtreding) dat zij niet aan de in 5.1. onder a uitgesproken hoofdveroordeling voldoet en van € 500,-- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. onder b uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voorzover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Piet Hein Eek c.s. tot op heden begroot op € 4.710,73,
5.5.
bepaalt dat Piet Hein Eek c.s. binnen zes maanden na heden de eis in de hoofdzaak dienen in te stellen;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.L. Roosmale Nepveu en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2015.