Rb. Overijssel, 30-10-2013, nr. 2412521 EJ VERZ 13-6972
ECLI:NL:RBOVE:2013:2638
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
30-10-2013
- Zaaknummer
2412521 EJ VERZ 13-6972
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2013:2638, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 30‑10‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2013-0872
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0872
Uitspraak 30‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Een advocatenkantoor verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een bij haar in dienst zijnde advocaat. Kort gezegd wordt de werknemer verweten de kantjes er af te lopen in de letselschadepraktijk. Het verwijt is flinterdun, de verhoudingen te zeer verstoord om tot een afwijzing te komen. Aan een ontbinding valt niet te ontkomen waarbij de C-factor op 1 wordt gesteld.
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer: 2412521 EJ VERZ 13-6972
Beschikking van de kantonrechter d.d. 30 oktober 2013:
de naamloze vennootschap
[verzoekster]
gevestigd te [vestigingsplaats]
verzoekster
hierna te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. M.L.C.M. van Kalmthout,
advocaat te Enschede
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verweerder
hierna te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. A.J.E. Riemslag,
advocaat te Enschede
Gezien het op 2 oktober 2013 ter griffie van dit gerecht binnengekomen verzoekschrift strekkende tot ontbinding ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
Gezien het ingekomen verweerschrift en de overige op het geding betrekking hebbende stukken.
Gelet op hetgeen door en/of namens partijen is verklaard bij de mondelinge behandeling van het verzoek op 23 oktober 2013.
Overweegt:
Ten aanzien van het verzoek en het verweer:
De feiten
1.
Vast staat dat [verweerder], thans 49 jaar oud, vanaf 1 januari 2003 in dienst is van [verzoekster], althans haar rechtsvoorganger, in de functie van advocaat. [verweerder] is werkzaam op de afdeling letselschade.
2.
Het laatstgenoten bruto maandsalaris van [verweerder] bedraagt € 5.649,-- bruto exclusief vakantietoeslag. Daarnaast ontvangt hij maandelijks een bedrag van € 300,-- bruto omdat hij niet deelneemt aan de bonusregeling, en een onkostenvergoeding van € 125,-- per maand.
3.
Vast staat voorts dat de groei van de afdeling letselschade achter is gebleven bij de verwachtingen van [verzoekster]. Daarover is een aantal keren met [verweerder] gesproken.
blijkens overgelegde gespreksverslagen (vanaf 2007 in functioneringsformulieren), waaruit het volgende:
2005 moet werken aan uitbouw praktijk bv contacten leggen met verwijzers….. Debiteuren > 90 dagen punt van aandacht bekijken hoe we letselschadepraktijk van [verzoekster] naar de voorgrond drukken.
2006 er is nog ruimte in letselschadepraktijk …. Omzet goed op weg….nog niet helemaal waar we zijn moeten.
2007 praktijk moet groeien; dan groeit omzet mee. Meer initiatief ogv. acquisitie/pr met steun kantoor. Doel voor 2007: groei praktijk + afwikkeling rekening courant kantoor.
2008 groei praktijk letsel blijkt nog achter. Meer eraan doen…..
2009 [A] geeft aan dat [verweerder] in principe draait op het “aanwaaien” van mensen. [verweerder] bouwt niet echt aan het uitbouwen van de praktijk naar het idee van [A].
4.
Op 2 februari 2012 is [verweerder] arbeidsongeschikt geworden (hij kwam ten val tijdens het plaatsen van een kerstboom samen met buurtbewoners). Hij was hersteld in januari 2013. Van februari 2004 tot oktober 2004 is [verweerder] wegens spanningsklachten ook arbeidsongeschikt geweest
5.
Vanaf 7 oktober 2013 wordt de praktijk van [verweerder] waargenomen door een andere advocaat.
Het verzoek
6.
In juli 2013 is [verzoekster] het vertrouwen in [verweerder] kwijtgeraakt. Zij gelooft niet meer dat hij de letselschadepraktijk binnen afzienbare tijd zal kunnen uitbouwen op een voor [verzoekster] aanvaardbare manier. Zij verwijt hem dat hij na zijn herstel - net als voor zijn ziekte - als laatste op kantoor kwam en als eerste weer verdween. [verzoekster] haalt verder aan dat uit een coaching-traject in 2009 naar voren is gekomen dat [verweerder] niet gelukkig was in de advocatuur. [verzoekster] suggereert dat dit zou kunnen verklaren waarom [verweerder] er niet hard genoeg aan trok. Verder wijst zij op het vertroebelen van de sfeer doordat [verweerder] op het kantoor een affectieve relatie heeft onderhouden met een van de medewerksters en op het touwtrekken tussen [verzoekster] en [verweerder] over de inhoud van een te verstrekken werkgeversverklaring.
7.
[verzoekster] wenst thans tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te komen wegens gewichtige redenen. Tussen partijen is reeds gesproken over beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden, doch partijen hebben over de daaraan te verbinden voorwaarden geen overeenstemming kunnen bereiken. [verzoekster] meent dat een vergoeding niet geïndiceerd is en dat, als de kantonrechter toch zou besluiten tot het toekennen van een vergoeding aan [verweerder], deze in ieder geval niet meer dan 0,5 van de kantonrechtersformule mag bedragen. [verweerder] heeft steeds nagelaten zijn houding aan te passen aan redelijke eisen van [verzoekster] en heeft in totaal bijna 3 jaar met behoud van salaris geen activiteiten verricht. Subsidiair stelt [verzoekster] bereid te zijn maximaal een vergoeding van 0,5 van de kantonrechtersformule te betalen.
Het verweer
8.
Volgens [verweerder] werd hij in juli 2013 overvallen met de mededeling dat [verzoekster] afscheid van hem wilde nemen. Redenen daarvoor werden niet gegeven. Ook niet in de mail die hij nadien van de heer [L] ontving. Pas tegenover de gemachtigde van [verweerder] werd aangegeven dat er twijfels waren aan zijn motivatie, dat de omzet 20% onder par bleef en werd gewag gemaakt van irritaties over een relatie op het werk en over het afgeven van een werkgeversverklaring in verband met een hypotheek.
9.
Ook in het verzoekschrift worden volgens [verweerder] onvoldoende argumenten aangevoerd om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. Het punt omzet is tegenover hem steeds gebracht als een richtsnoer en niet als een harde doelstelling. Hij bestrijdt dat hij te veel achterover heeft geleund. Hij stelt zich altijd naar beste vermogen te hebben ingezet.
10.
Primair verzet hij zich tegenover de gevraagde ontbinding. In het geval de kantonrechter toch tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst zou overgaan verlangt [verweerder] een vergoeding van € 150.000,--.
Ten aanzien van de motivering:
11.
De hoofdreden van het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] is het opzeggen van het vertrouwen door [verzoekster]. Zij gelooft niet meer dat hij de letselschadepraktijk binnen afzienbare tijd zal kunnen uitbouwen op een voor de werkgever aanvaardbare manier. [verzoekster] zegt dat letterlijk. De kantonrechter vermag niet in te zien hoe [verweerder] als gezichtsbepalende figuur van de letselschadeafdeling van [verzoekster] zou kunnen functioneren zonder het vertrouwen van zijn werkgever. De kantonrechter heeft dat ook al ter zitting te kennen gegeven en hij volhardt in die opvatting. Dat betekent dat er naar zijn inzien niet te ontkomen valt aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] wegens veranderingen in de omstandigheden.
12.
De gesprekverslagen c.q. functioneringsformulieren spreken weliswaar van een bij de verwachtingen achterblijvende omzet, soms in relatie tot de wijze van opereren van [verweerder], maar niet in termen waaruit [verweerder] had moeten afleiden dat het geduld van zijn werkgever met hem in toenemende mate op raakte. Van het stellen van harde targets is kennelijk nimmer sprake geweest. Een en ander maakt het moeilijk om het door [verzoekster] gestelde te vertalen naar een verwijtbare werkhouding van [verweerder]. Voor alles geldt echter dat [verweerder] betwist dat hij zich zou hebben opgesteld als zijn werkgever aangeeft. Partijen zijn er beroepshalve mee bekend dat nader feitenonderzoek niet te verenigen valt met de in ontbindingsprocedures te betrachten spoed. De kantonrechter hoeft daar dus niet verder over uit te wijden. Kortom, het kan wel waar zijn wat de werkgever stelt over het functioneren van [verweerder], maar dit staat onvoldoende vast.
13.
Voor het geval de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] in het verleden een rol zouden hebben gespeeld bij het opzeggen van het vertrouwen in [verweerder], wat [verzoekster] overigens bestrijdt, overweegt de kantonrechter dat de arbeidsongeschiktheid aan [verweerder] niet verweten mag worden. De eerste periode van arbeidsongeschiktheid is trouwens wel erg lang geleden. Ook de affectieve relatie waarvan [verzoekster] rept en de discussie over de werkgeversverklaring kunnen geen gewicht in de schaal leggen. Wel is duidelijk dat er over en weer irritatie is ontstaan. Relaties op het werk blijven over het algemeen niet zonder gevolgen voor de sfeer op de werkvloer maar rechtvaardigen op zich geen verwijt aan betrokken werknemers. De irritaties over de werkgeversverklaring rekent de kantonrechter aan beide partijen toe.
14.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat [verweerder] maximaal een vergoeding van 0,5 van de kantonrechtersformule zou kunnen worden toegewezen. Naar blijkt uit het voorgaande denkt de kantonrechter aan correctiefactor 1. Bij het bepalen van de vergoeding zal hij rekening houden met het extra bedrag van € 300,-- bruto dat [verweerder] maandelijks ontvangt wegens het niet deelnemen aan de bonusregeling. Hij gaat er van uit dat de onkostenvergoeding van € 125,-- een echte onkostenvergoeding is. Dat dit anders zou zijn, zoals door [verweerder] gesteld, is volstrekt niet onderbouwd. De onkostenvergoeding dient gezien het vorenstaande niet te worden aangemerkt als vaste salariscomponent. De kantonrechter zal de vergoeding naar billijkheid bepalen op € 86.736,-- bruto, uitgaande van ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 15 november 2013.
15.
Nu maximaal een vergoeding van 0,5% door [verzoekster] is geboden en een hogere vergoeding zal worden toegekend, dient [verzoekster] een termijn te worden gegund om desgewenst haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] in te trekken. Ongeacht eventuele intrekking van het verzoek zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.
Beschikt:
De kantonrechter:
Stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 15 november 2013 te ontbinden onder toekenning van na te noemen vergoeding.
Stelt [verzoekster] tot en met 14 november 2013 in de gelegenheid om haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] in te trekken.
Ontbindt, tenzij het verzoek daartoe tijdig wordt ingetrokken, de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 15 november 2013 onder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] van € 86.736,-- bruto en veroordeelt [verzoekster] tot betaling van deze vergoeding.
Compenseert de kosten van deze procedure in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen en op 30 oktober 2013 in het openbaar uitgesproken door mr. H.J. Vos, kantonrechter plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier.