NJ 1926, p. 258
Grief in cassatie dat het Hof ten onrechte een betwisten marktprijs als vaststaande heeft aangenomen. Gegrondbevinding der door eischer tot cassatie in hooger beroep aangevoerde grief. Bevestiging in hoofdzaak van het vonnis der Rechtbank, echter op andere gronden. Proceskosten in hooger beroep.
HR 07-01-1926, ECLI:NL:HR:1926:195, m.nt. Prof. E. M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 januari 1926
- Magistraten
Mrs. Savelberg, Jhr. Feith, Visser, van den Dries en Kirberger.
- Zaaknummer
[07011926/NJ_1926,_p._258]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS101194:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1926:195, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑01‑1926
- Wetingang
(BW art. 1902; Rv art. 56.)
Essentie
Grief in cassatie dat het Hof ten onrechte een betwisten marktprijs als vaststaande heeft aangenomen. Gegrondbevinding der door eischer tot cassatie in hooger beroep aangevoerde grief. Bevestiging in hoofdzaak van het vonnis der Rechtbank, echter op andere gronden. Proceskosten in hooger beroep.
Samenvatting
Daar de beslissing, dat, waar eischer tot cassatie den gestelden marktprijs in te algemeene bewoordingen ontkende, deze als ten processe vaststaande was aan te nemen, kunnen de artt. 48 Rv., 1902, 1960 en 1961 B. W. niet zijn geschonden. Over schending van art. 141 j° 347 is hier niet geklaagd.
Het Hof, feitelijk beslissende, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.