NJ 1941/194
Eigen waarneming van den getuige.
HR 28-10-1940, ECLI:NL:HR:1940:198, m.nt. B.M. Taverne
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 oktober 1940
- Magistraten
Mrs. Taverne, de Menthon Bake, Servatius, Hijink en van der Flier.
- Zaaknummer
[281940/NJ_1941-194]
- Conclusie
Mr. Wijnveldt
- Noot
B.M. Taverne
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS163964:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1940:198, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑10‑1940
- Wetingang
(Sv art. 342.)
Essentie
Eigen waarneming van den getuige.
Samenvatting
Mer de woorden „op dien zandweg heb ik toen niemand zien staan of loopen, wanneer daar toen iemand geweest was, dan had ik hem moeten zien" is kennelijk niets anders bedoeld, dan dat de getuige, die blijkens den verderen inhoud van zijn verklaring omstreeks middernacht bij helder maanlicht over een voetpad tot op bedoelden zandweg was voortgekropen, toen niet heeft gezien, dat iemand op dien zandweg stond of liep, hoewel het toen licht genoeg was om van de plaats af, waar hij zich bevond, een op dien weg staande of loopende menschelijke gedaante ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.