NJ 2010, 194
Ontoereikend bewijs van medeplegen van moord en het wegmaken van het lijk.
HR 09-03-2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ7275, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 maart 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, M.A. Loth
- Zaaknummer
S 08/04732
- Conclusie
A-G Knigge
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
BJ7275
- JCDI
JCDI:ADS127134:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BJ7275, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑03‑2010
- Wetingang
Srart. 151, 298; Svart. 359 lid 3
Essentie
Uit de bewijsmiddelen kan niet volgen dat verdachte, die wat betreft de tenlastegelegde moord en het wegmaken van het lijk geen uitvoeringshandelingen heeft verricht en daarbij evenmin aanwezig is geweest, ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat sprake was van medeplegen.*
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 11 juli 2008, nummer 21/001943-07, in de strafzaak tegen: B. Adv. mr. K. Canatan en mr. P. Scholte, beiden te Amsterdam.
Voorgaande uitspraak
Cassatiemiddel:
(zie 3.1.; red.)