Einde inhoudsopgave
Mijnbouwregeling
Artikel 8.5.3.2
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
26-03-2019, Stcrt. 2019, 16260 (uitgifte: 27-03-2019, regelingnummer: WJZ/18116525)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-03-2019, Stcrt. 2019, 16260 (uitgifte: 27-03-2019, regelingnummer: WJZ/18116525)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Waterrecht (V)
Energierecht (V)
1.
De topafsluiting wordt aangebracht:
- a.
op land: in de nabijheid van het maaiveld, waarbij rekening wordt gehouden met de herinrichting van het terrein;
- b.
onder oppervlaktewater: in de nabijheid van de bodem, indien een risico op nadelige gevolgen voor het milieu aanwezig is.
2.
Het putmateriaal wordt verwijderd:
- a.
op land tot een diepte van 3 meter onder het maaiveld of dieper als de herinrichting van het terrein dat vereist;
- b.
onder oppervlaktewater tot een diepte van 6 meter onder de bodem, met dien verstande dat een grotere diepte dan 6 meter wordt aangehouden, indien de mogelijkheid van verandering van de bodem daar aanleiding toe geeft.