Rb. Midden-Nederland, 03-07-2018, nr. 461149 / HA RK 18-182
ECLI:NL:RBMNE:2018:3120
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
03-07-2018
- Zaaknummer
461149 / HA RK 18-182
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2018:3120, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 03‑07‑2018; (Wraking)
Uitspraak 03‑07‑2018
Inhoudsindicatie
wraking
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 461149 / HA RK 18-182
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
3 juli 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende en verblijvende in de [naam pyschiatrische instelling] in [vestigingsplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting, gehouden in het psychiatrisch ziekenhuis [naam pyschiatrische instelling] in [vestigingsplaats] , van 1 juni 2018;
- een schriftelijke reactie van mr. P.W.G. de Beer van 4 juni 2018;
- het proces-verbaal van de zitting van de wrakingskamer, bestaande uit mr. C.A. de Beaufort, als voorzitter, en mrs. R.M. Berendsen en H.A. Brouwer als leden, van 8 juni 2018, waaruit volgt dat verzoeker de wrakingskamer heeft gewraakt;
- de beslissing van de wrakingskamer van 13 juni 2018, waaruit volgt dat verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot wraking van de wrakingskamer van 8 juni 2018.
1.2.
De behandeling van het wrakingsverzoek van 1 juni 2018 tegen mr. De Beer is op 19 juni 2018 hervat tijdens een met gesloten deuren gehouden behandeling door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. De Beer heeft met een bericht van verhindering laten weten niet aanwezig te zijn.
1.3.
Verzoeker heeft aan het begin van de mondelinge behandeling op 19 juni 2018 van zijn wrakingsverzoek tegen mr. De Beer de wrakingskamer opnieuw gewraakt. De voorzitter heeft aan verzoeker meegedeeld dat dit nieuwe wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen, gelet op het aan hem opgelegde wrakingsverbod in de beslissing van de wrakingskamer van 13 juni 2018. De behandeling van het wrakingsverzoek tegen mr. De Beer is hierop voortgezet.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.
2. Het wrakingsverzoek
2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.W.G. de Beer als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer/rekestnummer C/16/460081 / FA RK 18-2663.
2.2.
Op 1 juni 2018 is het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf door mr. De Beer behandeld. In het proces-verbaal van de zitting staat onder meer:
“Alvorens betrokkene (lees: verzoeker, wrakingskamer) zijn pleidooi vervolgt, vraagt hij de naam van de rechter. Wanneer de rechter reageert, verklaart betrokkene dat hij de rechter wraakt. Betrokkene noteert “De Beer” in het lege veld op zijn pleidooi. Betrokkene vervolgt zijn geschreven pleidooi omdat hij hiermee zijn wrakingsverzoek onderbouwt:
- Het feit dat het grotendeels valse strafblad is toegevoegd aan het dossier en door de rechter is gelezen, wijst op de schijn van vooringenomenheid en bevooroordeeldheid. Er is namelijk sprake van een groot schandaal;
- Betrokkene doet sinds het overlijden van zijn moeder op [2008] onderzoek naar misstanden binnen de psychiatrie en de rechterlijke macht. De [naam pyschiatrische instelling] en de rechter zijn door de gevangenhouding schuldig aan het plegen van onrechtmatige daden jegens betrokkene. Dit is de reden waarom betrokkene de rechter wraakt. Betrokkene eist oplossingen voor dit soort schandalen;
- Betrokkene stelt dat de neprechtspraak in de Wet BOPZ niet openbaar is, hetgeen schandalig is. Het duidt op praktijken die verborgen moeten worden voor de pers en de media, evenals het Nederlandse volk. Dit is nog een reden waarom betrokkene de rechter wraakt. Betrokkene wil dat de zitting openbaar wordt gehouden.
…”
2.3.
Ter toelichting op het wrakingsverzoek heeft verzoeker op de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gemeld dat het een zooitje is bij de rechterlijke macht. Er is sprake van onrechtmatigheden en een reeks van rechterlijke dwalingen. De BOPZ-rechtspraak is nep rechtspraak. Er is sprake van volstrekte willekeur en die moet stoppen, met name in de BOPZ. Er moet juryrechtspraak komen in Nederland.
2.4.
Mr. De Beer heeft in een schriftelijke reactie laten weten niet te berusten in de wraking. Hij stelt dat de redenen die verzoeker heeft opgegeven voor zijn wraking niet kunnen leiden tot toewijzing van zijn verzoek tot wraking. Mr. De Beer acht verzoeker gelet op zijn ideeën over onder meer de rechtspraak, zijn manier van denken en de “invuloefening” in staat iedere willekeurige andere rechter te wraken.
3. De beoordeling
3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Het standpunt van verzoeker dat hij geen vertrouwen heeft in de rechtspraak in het algemeen, heeft verzoeker derhalve tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek opnieuw naar voren gebracht. Gelet op het bepaalde in art. 36 Rv, kan dit echter geen grond zijn voor wraking van de (zaaks)rechter. Evenmin is gebleken van concrete feiten of omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van mr. De Beer kan worden afgeleid.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/460081 / FA RK 16/2263 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R. in `t Veld, voorzitter, en mrs. M.J. Slootweg en L.P. de Haas als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.