Besluit diverse onderwerpen vrijstelling overdrachtsbelasting
5 Verkrijging van monumenten.
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2013
- Bronpublicatie:
21-06-2013, Stcrt. 2013, 17978 (uitgifte: 03-07-2013, regelingnummer: BLKB/2013/642M)
- Inwerkingtreding
04-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-2013, Stcrt. 2013, 17978 (uitgifte: 03-07-2013, regelingnummer: BLKB/2013/642M)
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
De vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van monumenten (artikel 15, eerste lid, onderdeel p, van de WBR) is per 1 januari 2010 afgeschaft. Hiermee is ook artikel 6 van het UBBR komen te vervallen. Volgens die bepaling werd de niet geheven overdrachtsbelasting alsnog verschuldigd als binnen een tijdvak van 25 jaren na de verkrijging het verkregen monument niet meer voorkomt in het monumentenregister (artikel 6, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het UBBR) of de verkrijger niet meer hoofdzakelijk de instandhouding van monumenten ten doel heeft (artikel 6, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het UBBR).
Omdat artikel 6 van het UBBR is vervallen, merk ik voor alle duidelijkheid op dat de overdrachtsbelasting niet alsnog verschuldigd wordt indien een verkregen monument met ingang van 1 januari 2010 of een later tijdstip niet meer voorkomt in het monumentenregister.
De bepaling van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van het UBBR was reeds bij besluit per 1 mei 2009 buiten werking gesteld. Dit leidt ertoe dat de overdrachtsbelasting niet alsnog verschuldigd wordt indien de verkrijger op of na 1 mei 2009 niet meer hoofdzakelijk de instandhouding van monumenten ten doel heeft.