Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 5.2 Omschrijvingen
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- 1.
onbrandbaar materiaal: een materiaal dat noch brandt, noch ontvlambare gassen in voldoende hoeveelheid afgeeft om bij verhitting tot ongeveer 750°C tot zelfontbranding over te gaan, hetgeen ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie moet worden aangetoond door middel van een door hem aanvaarde beproevingsmethode. Elk ander materiaal is brandbaar materiaal;
- 2.
een standaard brandproef: een proef waarbij gedeelten van de betrokken schotten of dekken in een proefoven blootgesteld worden aan temperaturen die ongeveer overeenkomen met de standaard tijdtemperatuurkromme. De gedeelten van de betrokken schotten of dekken moeten een blootgestelde oppervlakte hebben van ten minste 4,65 m2 en een hoogte (of lengte van het dek) van 2,44 m; zij moeten zo nauwkeurig mogelijk overeenkomen met de voorgenomen constructie en waar nodig ten minste één naad bevatten. Met de standaard tijdtemperatuurkromme wordt bedoeld een gelijkmatig verlopende kromme door de volgende punten gemeten boven de aanvankelijke temperatuur in de oven:
oorspronkelijke binnentemperatuur van de oven
20°C
na 5 minuten
576°C
na 10 minuten
679°C
na 15 minuten
738°C
na 30 minuten
841°C
na 60 minuten
945°C
- 3.
schotten van klasse ‘A’: schotten en dekken die aan de volgende eisen voldoen:
- a.
zij moeten geconstrueerd zijn van staal of van ander gelijkwaardig materiaal,
- b.
zij moeten voldoende verstijfd zijn,
- c.
zij moeten tot aan het einde van de standaard brandproef van één uur de doortocht van rook en vlammen kunnen verhinderen, en
- d.
zij moeten zodanig geïsoleerd zijn met goedgekeurde onbrandbare materialen dat de gemiddelde temperatuur aan de niet blootgestelde zijde niet meer dan 139°C boven de begintemperatuur stijgt, noch de temperatuur op enig punt, de naden inbegrepen, meer dan 180°C boven de begintemperatuur stijgt binnen de onderstaand aangegeven tijd:
Klasse ‘A-60’
60 minuten
Klasse ‘A-30’
30 minuten
Klasse ‘A-15’
15 minuten
Klasse ‘A-0’
0 minuten
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan beproeving eisen van een prototype van een schot of een dek teneinde zekerheid te verkrijgen dat dit voldoet aan bovengenoemde eisen omtrent stijfheid, doorlaten van rook en vlammen en temperatuurstijging;
- 4.
schotten van klasse ‘B’: schotten, dekken, plafonds of beschietingen die aan de volgende eisen voldoen:
- a.
zij moeten tot aan het einde van het eerste half uur van de standaard brandproef de doortocht van vlammen kunnen verhinderen;
- b.
zij moeten een zodanig isolerend vermogen hebben dat de gemiddelde temperatuur aan de niet blootgestelde zijde niet meer dan 139°C boven de begintemperatuur stijgt, noch de temperatuur op enig punt, de naden inbegrepen, meer dan 225°C boven de begintemperatuur stijgt binnen de onderstaand aangegeven tijd:
Klasse ‘B-15’
15 minuten
Klasse ‘B-0’
0 minuten
- c.
zij moeten zijn opgebouwd uit goedgekeurde, onbrandbare materialen waarbij alle materialen die gebruikt worden voor schotten van klasse ‘B’ en voor het aanbrengen daarvan, onbrandbaar dienen te zijn, behoudens dat brandbare fineerlagen kunnen worden toegestaan onder voorwaarde dat die voldoen aan de daarop van toepassing zijnde voorschriften van dit hoofdstuk.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan de beproeving eisen van een prototype van een schot van klasse ‘B’, teneinde zekerheid te verkrijgen dat dit voldoet aan bovengenoemde eisen omtrent het doorlaten van vlammen en de temperatuurstijging;
- 5.
schotten van klasse ‘C’: schotten en dekken welke zijn opgebouwd uit goedgekeurde onbrandbare materialen. Zij behoeven niet te voldoen aan eisen betreffende het doorlaten van rook en vlammen of de beperking van de temperatuurstijging. Brandbare fineerlagen kunnen worden toegestaan onder voorwaarde dat die voldoen aan de daarop van toepassing zijnde voorschriften van dit hoofdstuk;
- 6.
schotten van klasse ‘F’: schotten, dekken, plafonds of beschietingen die aan de volgende eisen voldoen:
- a.
tot aan het einde van het eerste half uur van de standaard brandproef de doortocht van vlammen kunnen verhinderen, en
- b.
een zodanig isolerend vermogen hebben dat de gemiddelde temperatuur aan de niet blootgestelde zijde tot aan het einde van het eerste half uur van de standaard brandproef niet meer dan 139°C boven de begintemperatuur stijgt, noch de temperatuur op enig punt, de naden inbegrepen, meer dan 225°C boven de begintemperatuur stijgt. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan een beproeving eisen van een prototype van een schot van klasse ‘F’, teneinde zekerheid te verkrijgen dat dit voldoet aan bovengenoemde eisen omtrent stijfheid, doorlaten van rook en vlammen en temperatuurstijging;
- 7.
doorlopende plafonds of beschietingen van klasse ‘B’: plafonds of beschietingen van klasse ‘B’ die slechts eindigen bij een schot van klasse ‘A’ of ‘B’;
- 8.
staal of ander gelijkwaardig materiaal: staal, of elk ander materiaal dat zelf of door middel van isolatiemateriaal een brandwerendheid heeft die gelijkwaardig is aan die van staal tot aan het einde van de van toepassing zijnde standaard brandproef (bijvoorbeeld een aluminiumlegering, voorzien van een doeltreffende isolatie);
- 9.
laag vlamverspreidend vermogen: de eigenschap die aangeeft dat het aldus aangeduide oppervlak de vlamuitbreiding op voldoende wijze kan beperken en die ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie wordt aangetoond door middel van de FTP-Code;
- 10.
accommodatieruimten: ruimten voor algemeen gebruik, gangen, toiletten, hutten, kantoren, ziekenverblijven, bioscopen, ontspanningsruimten, afzonderlijke pantry's zonder voorzieningen om te koken en soortgelijke ruimten;
- 11.
ruimten voor algemeen gebruik: die delen van de ruimten voor accommodatie die in gebruik zijn als portalen, eetzalen, salons, en soortgelijke permanent ingesloten ruimten;
- 12.
dienstruimten: ruimten die gebruikt worden voor kombuizen, pantry's met voorzieningen om te koken, kasten en voorraadkamers, werkplaatsen die geen deel uitmaken van de ruimten voor machines, en soortgelijke ruimten, alsmede de bijbehorende schachten;
- 13.
controlestations: ruimten waarin de radio-installatie van het vaartuig, de voornaamste navigatiemiddelen of de elektrische noodkrachtbron zijn ondergebracht of die waarin de uitrusting voor de brandmelding of de brandcontrole is samengebracht;
- 14.
ruimten voor machines van categorie A: alle ruimten waarin zijn ondergebracht:
- a.
verbrandingsmotoren of gasturbines, die worden gebruikt als hoofdvoortstuwingswerktuig;
- b.
verbrandingsmotoren of gasturbines, andere dan die worden gebruikt als hoofdvoortstuwingswerktuig indien zodanige werktuigen een gezamenlijk vermogen hebben van niet minder dan 375 kW, of
- c.
met olie gestookte ketels of oliestookinrichtingen;
- 15.
ruimten voor machines: alle ruimten voor machines van categorie A en alle andere ruimten waarin voortstuwingswerktuigen, ketels, oliestookinrichtingen, stoommachines, verbrandingsmotoren en gasturbines, generatoren, stuurinrichtingen, belangrijke elektrische werktuigen, olielaadstations, koelmachine-installaties, stabilisatie-inrichtingen, luchtverversings- en luchtbehandelinginstallaties zijn ondergebracht en soortgelijke ruimten, alsmede de bijbehorende schachten.