ABRvS, 11-02-2009, nr. 200804892/1
ECLI:NL:RVS:2009:BH2549
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
11-02-2009
- Zaaknummer
200804892/1
- LJN
BH2549
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2009:BH2549, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11‑02‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Bij besluiten van 8 en 9 november 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage (hierna: de raad) de aan [appellante] verleende toevoegingen ingetrokken.
Partij(en)
200804892/1.
Datum uitspraak: 11 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 mei 2008 in zaak nr. 07/7100 in het geding tussen:
appellante
en
de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 8 en 9 november 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage (hierna: de raad) de aan [appellante] verleende toevoegingen ingetrokken.
Bij besluit van 9 juli 2007 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 mei 2008, verzonden op 16 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 24 juli 2008.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Enait, advocaat te Rotterdam, is verschenen. De raad is, met voorafgaande kennisgeving, niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
In geschil is of de rechtbank het beroep van [appellante] tegen het besluit van 9 juli 2007, waarbij het bezwaar van [appellante] wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard, terecht ongegrond heeft verklaard.
2.2.
Ingevolge artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van het besluit die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8 vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.3.
[appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar stelling dat zij de besluiten van 8 en 9 november 2006 niet heeft ontvangen en de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze aan haar zijn verzonden.
2.3.1.
In het bij de rechtbank bestreden besluit heeft de raad gesteld dat de besluiten van 8 en 9 november zijn verzonden aan [appellante] en aan haar gemachtigde. De raad heeft deze besluiten niet aangetekend aan [appellante] verzonden en heeft de verzending desgevraagd evenmin anderszins aannemelijk gemaakt. Niet in geschil is dat de besluiten wel zijn verzonden aan [voormalig gemachtigde], die enige tijd gemachtigde van [appellante] is geweest. In een brief van 27 september 2006 van [voormalig gemachtigde] aan de raad is door [voormalig gemachtigde] te kennen gegeven dat de werkzaamheden voor [appellante] wegens een vertrouwensbreuk zijn beëindigd en dat alleen nog wordt gecorrespondeerd met betrekking tot de openstaande factuur in andere zaken.
Gelet hierop heeft de raad de besluiten van 8 en 9 november 2006 ten onrechte aan [voormalig gemachtigde] als gemachtigde van [appellante] verzonden.
Uit het vorenstaande volgt dat de raad de besluiten van 8 en 9 november niet op de wettelijk voorgeschreven wijze aan [appellante] bekend heeft gemaakt, zodat deze besluiten niet in werking zijn getreden. [voormalig gemachtigde] heeft de besluiten van 8 en 9 november 2006 op 1 februari 2007 alsnog aan [appellante] doorgestuurd. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie onder meer de uitspraak van 13 juli 2005, nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=11067">200501517/1a>, diende [appellante] binnen twee weken nadat hij van de besluiten op de hoogte raakte een bezwaarschrift in te dienen.
Het door [appellante] op 10 februari 2007 bij de raad ingediende bezwaarschrift is dan ook tijdig ingediend, zodat de raad het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het betoog slaagt.
Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 9 juli 2007 vernietigen.
2.4.
De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellante] te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
- II.
vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 mei 2008 in zaak nr. 07/7100;
- III.
verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
- IV.
vernietigt het besluit van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage van 9 juli 2007;
- V.
veroordeelt de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; dit bedrag dient door de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage aan [appellante] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
- VI.
gelast dat de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 146,00 (zegge: honderdzesenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Rop
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2009
417.