Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 03-09-1981
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1991, 134).
- Bronpublicatie:
18-12-1979, Trb. 1981, 61 (uitgifte: 11-04-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-09-1981
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-1991, Trb. 1991, 134 (uitgifte: 13-09-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Grondrechten
1.
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, nemen de verplichting op zich aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ter bestudering door het Comité, een verslag over te leggen betreffende de wetgevende, rechterlijke, bestuurlijke of andere maatregelen die zij hebben genomen ter uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag en met betrekking tot de in dit opzicht geboekte vooruitgang:
- (a)
binnen een jaar na de inwerkingtreding voor de desbetreffende Staat;
- (b)
vervolgens ten minste eenmaal in de vier jaar en voorts telkens wanneer het Comité dit verzoekt.
2.
In de verslagen kunnen de factoren en moeilijkheden worden vermeld, die van invloed zijn op de mate waarin aan de in dit Verdrag vervatte verplichtingen wordt voldaan.