Einde inhoudsopgave
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2019
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
07-12-2021, Stcrt. 2021, 46072 (uitgifte: 09-12-2021, regelingnummer: WJZ/ 21054508)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2021, Stcrt. 2021, 46072 (uitgifte: 09-12-2021, regelingnummer: WJZ/ 21054508)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht / Energieopwekking
1.
De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, uitsluitend door middel van thermische conversie van B-Hout als bedoeld in nummers 170 t/m 179 van de NTA 8003: 2017, met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 5 MWth, waarbij ten minste de ketel nieuw is.
2.
Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.
3.
Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de in een installatie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen gelijk aan of groter dan 20 MW gebruikte biomassa voldoet aan het broeikasgasemissiereductiecriterium, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de richtlijn (EU) 2018/2001.