Einde inhoudsopgave
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers
Artikel 105
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
23-06-2021, Stb. 2021, 328 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken: 35548)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2022, Stb. 2022, 262 (uitgifte: 28-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Een pensioen op grond van de tweede of de derde afdeling van deze wet, daaronder niet begrepen de inbouw- en franchisebedragen, wordt telkens aangepast overeenkomstig een verhoging met de consumentenprijsindex van een pensioen van een gepensioneerde overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP die werkzaam is geweest bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2.
Indien aan een gepensioneerde overheidswerknemer, als bedoeld in het eerste lid, een eenmalige uitkering wordt toegekend, wordt aan degene die recht heeft op een pensioen, als bedoeld in dat lid, overeenkomstig een eenmalige uitkering toegekend.
3.
Onze Minister kan regels stellen voor de toepassing van het eerste en het tweede lid. Deze regels werken zonodig terug tot en met de datum waarop een pensioenaanpassing is ingegaan of recht is ontstaan op een eenmalige uitkering.